Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.                                           Psalm 91: 1.
 
De Schuilplaats
 
Wat is een schuilplaats? Dat is een toevluchtsoord in tijden van gevaar. Zoals een kuiken schuilt onder de vleugelen van haar moeder als er gevaar dreigt. David verborg zich in de spelonk van Adullam voor koning Saul. In onze tekst is sprake van de allerbeste schuilplaats. Er is geen betere plaats denkbaar. Zij wordt hier genoemd: de schuilplaats des Allerhoogsten. En dat is niet zonder betekenis. Want de Allerhoogste is God. Zo wordt Hij op vele plaatsen in de Bijbel genoemd omdat Hij de hemel heeft tot Zijn troon en de aarde tot een voetbank Zijner voeten. Hij heeft niemand die Hem gelijk is, niet in de hemel en niet op de aarde. Jeremia roept van Hem uit: omdat niemand U gelijk is, o Heere, zo zijt Gij groot en groot is Uw Naam in mogendheid. Hij is groot, Hij is vreselijk en een groot Koning boven alle goden. En deze Allerhoogste Majesteit wordt in onze tekst als Schuilplaats aangeduid.
De schuilplaats des Allerhoogsten is de Heere Jezus Christus. Op Hem zag de dichter toen hij zong: Gij zijt mij, Heere, ter schuilplaats in gevaren.
Hij is door de Vader van eeuwigheid af verordineerd tot een Schuilplaats voor Gods uitverkorenen. En Hij is tot een bekwame Schuilplaats gemaakt in de tijd, toen Hij was op aarde. Hij heeft als Borg alles volbracht, waardoor Christus een Schuilplaats is voor Adamieten, die het krijgen in te leven dat zij door de val, moed en vrijwillig, die Schuilplaats hebben verlaten en nu omringd worden door gevaren en kwaad. Dat kwaad, waartegen Hij Zijn volk beschermt en waaraan Hij Zichzelf heeft overgegeven. Hij is als de Herder de Schuilplaats voor Zijn schapen en lammeren. De Heere is voor hen een Schuilplaats tegen rovers, dieven, zonde en ongeloof. Ja, Hij is het, Die ons beveiligt tegen vloek, hel en dood. Wat is dan toch deze Schuilplaats des Allerhoogste een noodzakelijke Schuilplaats. De Heere Jezus is zo'n begeerlijke en aantrekkelijke Schuilplaats.
Maar voor wie? Niet voor alle mensen. Niet voor geestelijk dode mensen die zich van geen gevaar bewust zijn. Want iemand die een schuilplaats begeert, verkeert in nood en gevaar. In de oorlog werden schuilplaatsen opgezocht tegen de bombardementen. Er waren gevaren van nood en dood, van honger en kommer. In onze tekst is sprake van een Schuilplaats die wordt gezocht door hen die ontdekt zijn geworden aan hun zonden en schuld. Anders begeren we Hem niet als schuilplaats. Wanneer er geen oorlogsgevaar is gaan we ook niet in een schuilkelder zitten. Zeker, de mens zoekt wat schuilplaatsen buiten Christus. De één in zijn godsdienst, de ander in zijn doop, weer een ander in zijn belijdenis doen en weer een ander in de gang naar de tafel des Heeren of er van af te blijven.
Anderen zoeken het in goede werken, offervaardigheid en vroomheid. En als de Heere ons niet uit al deze schuilhoeken en schuilplaatsen haalt, dan blijven we ons daarin verstoppen tot het eeuwigheid wordt. Dan moet tot eeuwige schrik ervaren worden dat we ons hebben bedrogen en dat het oordeel van de eeuwige verdoemenis ons deel zal zijn. Er is niemand die van nature deze Schuilplaats zoekt. Maar nu is er nog een overblijfsel naar de verkiezing van Zijn genade. Voor hen is Christus de Schuilplaats.
Maar ja, hoe komen zij in Die Schuilplaats?
We nemen het beeld van een reiziger. We denken aan Bunyan. De Heere deed hem zien, dat de plaats waar hij woonde straks verbrand zou worden. De Heere deed hem zien, dat God het Sodom waarin hij woonde, zou omkeren. De Heere deed hem dat geloven en bond het zekere van de dood op zijn hart. En toen, o wonder van genade. Toen is hij met verlating van al zijn oude paden, vrienden, familie en bekenden op reis gegaan. Hij is door genade, aan die dreigende gevaren ontdekt geworden. Hij hoorde het brullen van de leeuw, zag de duivel voor ogen en hij gevoelde het ongenoegen Gods, tegen Wie hij gezondigd had. En tegelijk kreeg hij een honger en dorst naar gerechtigheid, naar de verzoenende gemeenschap met God. Getrokken door de trekkende liefde des Vaders is hij op reis en op zoek gegaan. God was de Eerste. Reeds begonnen in de stilte der eeuwigheid.
Voor dat we verder gaan een vraag: bent u ook al op reis gegaan evenals Bunyan? Bent u ontdekt aan de grote gevaren waarin u verkeerd? Hebt u al gezien, bij God vandaan, dat het de mens gezet is eenmaal te sterven en daarna het oordeel? Bent u door de schrik des Heeren of door de liefelijkheid van Zijn roepstem bewogen geworden om uw zondig leven te verlaten en bent u die grote, moeilijke reis begonnen naar dat, voor u nog onbekende, land? Als u hier niets van kent, staat het er diep droevig met u voor.
Maar voor hen die zaligmakend ontdekt worden door Gods Geest, voor hen die zich in hun doodsstaat zien liggen, wordt de Heere Jezus als de Schuilplaats des Allerhoogsten onmisbaar en dierbaar. Maar wanneer? De Heere voert Zijn volk in de woestijn om daar naar hun hart te spreken. De zoete lokkenstijd. Ik zal ze lokken, zegt de Heere. Weet u, in het begin hebben ze meer op met een Psalm en een tekst die hen past, dan met Jezus als de Schuilplaats. En omdat dit niet goed is zegt de Heere: Ik zal ze lokken en zal ze voeren in de woestijn. En hoe verder de woestijn in, des te gevaarlijker het wordt. De zon rijst hoger en begint te steken. Dat betekent: ze krijgen met Gods gerechtigheid van doen. Het wordt hen duidelijk dat God van Zijn recht geen afstand kan doen. Hij heeft tegen die Heilige God gezondigd en heeft gedaan wat kwaad is in Gods ogen. Niet gedaan wat Hij eiste. Hij staat bij God in de schuld en God eist voldoening. En of hij nu al smeekt om genade, God hoort toch niet. Zonder voldoening is er bij God geen verzoening.
Zo leert hij uitzien naar een Schuilplaats, waar hij zijn arme, schuldige, vloekwaardige ziel voor de hitte van Gods toorn mocht bergen. Kent u ook van deze zaken in uw leven? Kreeg u met een heilig en rechtvaardig God te doen? Zo niet, dan krijgt deze Schuilplaats ook nooit waarde. De weg naar de Schuilplaats des Allerhoogste is een weg van ontdekking, afsnijding, en ontgronding. De weg naar deze Schuilplaats loopt door de woestijn. Want daar ligt de berg Sinaï. En de Wet is geen schuilplaats. Daar horen we de Wet bulderen: betaal Mij wat gij schuldig zijt. Want vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven staat in het Boek der Wet, om dat te doen. De duivel bekruipt hem. Die wijst op zijn vuile klederen. Stelt hem de heiligheid Gods voor ogen. Die zegt hem, dat hij op Gods goedheid niet behoeft te hopen, die is voor de rechtvaardige en niet voor de onrechtvaardige en dat laatste bent u. Wat is het dan groot, als de Heilige Geest Zijn licht laat vallen op de Schuilplaats, als de zondaar oog krijgt om de Heere Jezus te zien in Zijn noodzakelijkheid en gepastheid als Schuilplaats voor zijn in nood verkerende ziel.
Hoe kom ik in deze Schuilplaats? Want zien is nog geen hebben. Dat is stof voor een volgende meditatie, zo de Heere het wil en wij leven.
Hebt u zin om een toepasselijke psalm te zingen, zingt dan Ps.31: 16:
 
Gij zult Uw volk een schuilplaats wezen;
Gij bergt hen in het licht
Van 't Godd'lijk aangezicht,
Daar zij geen leed van trotsen vrezen;
Een hut, waarin zij 't woelen,
Den twist der tong niet voelen.