"DE STORM OP ZEE"
En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte.
Mattheüs 8:26.
Ja, indien de Heere niet bij Zijn discipelen was geweest, zij waren vergaan. Zij kwamen er schuldig onderuit, zij kwamen er door 's Heeren hulp uit, maar zij kwamen er ook met verwondering en vreze uit zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn? De Heere werd er door verheerlijkt. Zijn grootheid, macht en majesteit werden openbaar en erkend. De Heere wordt zowel verheerlijkt in- en door de slagen en plagen die op Farao neervielen, als in- en door de weldaden, die Hij zowel aan goddelozen en rechtvaardigen, onbekeerden en bekeerden bewijst. De Heere wordt zowel verheerlijkt door de hel van verdoemden als door de hemel van de gezaligden.
Er staat in ons tekstverband: en de mensen verwonderden zich. Of ze Hem kenden of niet kenden. Of zij zich verwonderden of vreesden, zij maakten Hem groot en allen riepen: Wie is toch Deze dat de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn? Het antwoord daarop kan niet anders zijn dan: Hij is Die God, Die het bruisen der zeeën stilt en het bruisen van haar golven. Zalig degenen die Hem in- en door de nood en de uitredding daaruit leren kennen en verheerlijken. Dat is de reddende macht des Heeren. Dat is de wonderlijke weg waarin Hij de Zijnen verlost. Zo moet het dan ook verstaan worden dat Gods volk een volkomen Zaligmaker heeft. Geen Zaligmaker die aan moet vullen wat wij tekort komen. Niet Één die hen slechts ten dele helpt. Neen, maar Één die al Zijn uitverkorenen redt.
Maar vrienden, weet /jij het ook uit eigen ervaring dat ge uzelf niet kunt redden? Kent u die uren in uw leven dat u dreigde te verzinken in de golven van Gods gramschap over de zonde? Bedriegt u zelf niet door te menen dat dit niet gekend behoefd te worden. De ware discipelen komen allemaal eens in grote angst en nood zodat ze menen om te komen. En ze komen ook allemaal bevindelijk om met zich zelf. Want de Heere doet geen half werk, in de ontdekking niet en de verlossing niet. Voor Hij de stilte zendt gaat er eerst een storm aan vooraf.
Maar ja, dat behoeft tegenwoordig niet meer gekend te worden volgens de godsdienstige wereld. Maar wat een bedrog. Je moet maar geloven. En zo reist men die ontzaggelijke eeuwigheid tegemoet. Wat een teleurstelling, verworpen en menende een uitverkorene te zijn.
Is dat uw beeld? U/jij die zich ergert aan de uitverkiezing. Mocht het een trooststuk voor u worden. Wat is eigenlijk uw beeld? Hebt u nog steeds hoop dat het met u wel goed zal komen? Nog nooit in de golven omgekomen? '0 dan bent u nog een kind der helle, hoe vroom en godsdienstig u ook bent. Nooit uzelf goddeloos leren kennen. Van nature zijn we 't zo geheel eens met de rijke jongeling: wat ontbreekt mij nog? Is dat niet de jammerlijke vraag die we van nature stellen, in plaats van dat we de vraag gaan stellen: Ik moet met een rechtvaardige God verzoend worden. Denkt u nooit eens na over de eeuwigheid die wacht? Ach, misschien een ogenblik om er dan weer overheen te leven. Dat u het maar rustig afwacht in de hoop dat het wel goed zal komen. U wiegt u in slaap met de gedachte: ik ga toch ter kerke, ik lees de Bijbel, ik bid, ik ge1oof toch. '0 dwaze mens, uw eigen ik gaat nog voorop. '0 dwaze mens, hoort u dan niet dat de Heere u toeroept: Al ware het dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou 't mij geen nuttigheid geven. Wat zal het u baten, al bent u uw leven lang hoorders des Woords geweest zonder ooit daders te worden? Eenmaal zal het tegen u getuigen. We kunnen menen het Woord lief te hebben en toch een vijand zijn van het genadewerk des Heeren. Nooit onze plaats gevonden op het zondaarsbankje. Hoe ontfermend is de Heere nog dat Hij u niet in de dood wierp. Hoe lankmoedig dat Hij u nog Zijn Woord doet horen.
En toch zijn er zielen die weten wederomgeboren te moeten worden, maar ze willen en kunnen niet. Gods volk leert dit verstaan. Zolang u uzelf kunt helpen, ziet u niet in waarom er een Zaligmaker nodig is. Neen, aan de Heere Jezus gevoelt u geen behoefte als ge uzelf nog niet als een doemwaardig mensenkind hebt leren kennen. En zonder Jezus dan zal het sterven zo erg zijn. Zonder Hem wacht u een eeuwige nacht, terwijl u/jij van een eeuwig leven gedroomd hebt.
Het ware kenmerk van het geestelijke leven is, dat we aan onze ware staat worden ontdekt. Dat de Heilige Geest steeds meer overtuigt van zonde en schuld. Maar in die donkere nacht der ellende gaat het licht op in Christus. Gods kinderen weten dit uit beleving.
En op die smalle weg geplaatst, kunnen zij het bij tijden zo moeilijk hebben. Wanneer de Heilige Geest de zondaar verder gaat ontdekken, als Hij weer de zonde en schuld laat gevoelen, als de Heere het hart verbrijzelt. '0, waar dan heen. Dan is de nacht des doods op zijn ziel neergedaald. En de satan fluistert: gij zijt een zondaar, veel te groot en veel te slecht. Je bent niet anders dan een kind der hel, voor u is er geen vergeving. Dan wordt de ziel geschokt, en zit ze in zak en as terneer. Alleen het bruisen der zonden wordt gehoord. Dan wordt het anker der hoop gemist. En als een schipbreukeling, die aan de ongenade van wind en golven is prijs gegeven, drijft hij voort op de wilde wateren.
Maar dan wordt ook uit de nood der ziel geroepen: HEERE, BEHOED MIJ, IK VERGA. En dat roepen is zalig. Want dat roepen in de storm, dat roepen tot Jezus, is het eigen werk van de Heilige Geest, door Gods genade in u gewrocht. U houdt dan met roepen niet op. U blijft roepen. U blijft smeken, tot de Heere opstaat om Zijn aangevochten Sions kind te verlossen.. Ja, alléén de Heere stilt die storm in de ziel! Zo leren Gods kinderen in de weg des geloofs, dat alleen van de Heere vrede neerdaalt. Ja vrede, maar niet dan door strijd. Eerst na de storm worden de wateren effen. Zo moet er dan in de kerk van Christus op aarde strijd zijn en die gunnen we u van harte. Opdat de veilige haven begeerd wordt en eenmaal bereikt mag worden.
Hoe de golven ook mogen slaan, één ding is zeker, de Godsgekenden zullen veilig binnenvaren, want zij hebben Jezus aan boord. Dit wil zeggen, zij hebben Hem in het hart. En er is niets zo veilig als wanneer Hij in het hart is geboren.
Kinderen, buig toch veel jullie knieën en vraagt of de Heere in je hart wil wonen en werken. Vraagt of Hij je leiden en besturen wil. Vraagt of Hij je het zaligmakende geloof wil schenken. Vraagt of Hij je schuld vergeven wil. Jonge vrienden zoekt de Heere terwijl Hij te vinden is. Zoek Hem in je jeugd, voor dat de stormen komen. Voordat de kwade dagen komen en je levensscheepje wegzinkt in de golven van Gods toorn. Mocht de Heere je blinde zielsogen openen voor het dodelijke gevaar waarin je verkeert. Mocht Hij je dode hart levend maken.
Vaders, moeders, weet u het al dat u in uzelf verloren bent? Weet u al dat u buiten de Heere Christus een verloren zondaar bent? U hoort wel Gods Woord maar het doet u geen nut, want het is niet uit het geloof. En toch verkeert u nog in het heden der genade. Nog wordt u Gods dierbaar Woord gepredikt. Hoelang zult u nog voortvaren in uw levensscheepje en zult u eeuwig schipbreuk lijden als uw schip te pletter slaat op de rotsen der eeuwigheid. Nu ligt u nog in uw doodsslaap der zonden en u merkt niet dat de tijd voorbij vliegt en de ure nadert dat u voor de Heere moet verschijnen, want dan zal de storm opzetten. De storm der ziel. Dan zal uw/jou roepen tevergeefs zijn, omdat u de dag der zaligheid hebt veracht. 'O geve de Heere u nog hier de storm te leren kennen, die alléén de Heere Christus kan stillen tot zaligheid van uw onsterfelijke ziel. In Prediker 9 staat: Enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze. Het gaat hier over de rechtvaardigen en de goddelozen. De rechtvaardigen zijn Gods kinderen en de goddelozen de kinderen der wereld.
Enerlei wedervaart beiden: gezondheid en ziekte, voorspoed en tegenspoed. En het is geen wonder dat de satan dat "enerlei" gebruikt om als een giftige pijl af te vuren op het hart van Gods kinderen. Asaf klaagde hier ook al over. En nooit verscheen een morgenstond, waarop ik geen kastijding vond. Christus moest het aan het kruis nog van zijn vijanden horen: Hij heeft op God betrouwd, dat Hij Hem verlossen zou, want Hij heeft gezegd: 'Ik ben Gods Zoon.
De Godzaligheid is een groot gewin, maar dat wordt tegenwoordig verworpen, want het is toch enerlei. Bij de goddelozen gaat het evenzo goed als bij de rechtvaardigen, ja dikwijls nog beter.
Mochten we, met Asaf, eens meer op het einde letten.
In onze blindheid beseffen we niet, dat het weinige der rechtvaardige beter is dan de overvloed der goddelozen. Er is in onze dagen maar een klein getal dat dit verstaat en de rest wordt verleid door het klatergoud der wereld. De ogen worden niet verzadigd van zien. Het is altijd maar: geef, geef ons nog meer te zien en te horen. En naar het hoogste goed wordt niet gevraagd. En het is toch beter met God arm te zijn, dan zonder Hem rijk. Met de Heere ziek dan zonder Hem gezond. Beter met Hem in de put der verlorenheid, dan zonder Hem in de voorspoed. Beter met Hem te sterven, dan zonder Hem te leven.
Hij doet den storm bedaren,
De golven zwijgen stil;
Nu rijst de vreugd; de baren
Zijn effen op Gods wil;
Nu wijkt verslagenheid,
Na zoveel angstig slaven,
Daar God hen veilig leidt
In hun begeerde haven.
Psalm 107: 15