Simson en de vossen.
Het is altijd weer een boeiende geschiedenis dat Simson driehonderd vossen vangt, de staarten aan elkaar bindt en tussen de staarten een fakkel bevestigt, en ze los liet in de korenvelden van de Filistijnen. Waarom heeft hij dit gedaan? Wel, Simson was bedrogen door zijn schoonvader. De vrouw waarmee hij in het huwelijk was getreden had hij weggegeven aan een ander. Hierdoor was Simson erg geschrokken en werd vervuld met een heilige toorn jegens de Filistijnen. De Heere had de weg met deze Filistijnse afgesneden. Hij werd hierdoor bepaald bij zijn richterschap. Hij is door de Filistijnen bedrogen en krijgt nu gelegenheid om tegen de Filistijnen te strijden. Zij zijn de vijanden van Israël. De Geest des Heeren werd vaardig over hem, hoe zou hij anders ooit driehonderd vossen hebben kunnen vangen?
We lezen er van in Richteren 15: 4 en 5: En Simson ging heen en ving driehonderd vossen, en hij nam fakkels en keerde staart aan staart en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden. En hij stak de fakkels aan met vuur en liet ze lopen in het staande koren der Filistijnen, en hij stak in brand zowel de korenhopen als het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en olijfbomen toe.
Het was een bijzondere krijgslist van hem. Ziet de vossen vluchten overal heen. De brandende fakkels doen hun vernietigend werk. De korenvelden en de wijngaarden alles staat in brand. De velden waren gereed om geoogst te worden en nu dit. Alles staat in lichte laaie. Het was een zeer gevoelig verlies voor de Filistijnen. Toen Simson dertig mannen uit hun midden had doodgeslagen gaven zij er niet om. Een mensenleven telde deze heidenen niet. Maar nu worden zij in hun bestaan getroffen. Wie niet te eten heeft moet sterven. Voor de Filistijnen is het dus een grote ramp dat hun oogst in vlammen opgaat. Alles verschroeid en verteerd door de vuurvlammen. We zien hier duidelijk Gods hand in. Hij gebruikte Simson om de vijanden van Zijn volk in hun bestaan te treffen. Dit wordt regelrecht een nationale ramp. De Heere treedt met hen in het gericht en wie zou dan bestaan? Niemand. Nationale rampen volgen bijna altijd over nationale zonden. Als we dan zien op de zonden van land en volk, van jong en oud, slaat de schrik ons om het hart. Zonde is geen zonde meer en het recht wankelt op de straten. Gods Woord wordt als niet geacht en Zijn inzettingen vertreden. De ouders gaan de jongeren voor in de uitleving der zonden. Ons Koningshuis is ver weggezonken en leeft of er geen God bestaat. Ondanks ziekten en tegenspoed zien we geen wederkeer tot de God der vaderen. Maar hoe staat het er voor met ons? Wordt er nog geleefd naar Gods inzettingen? Is er niet allerwegen een grote vervlakking waar te nemen op het erf der kerk? Salomo sprak niet voor niets over kleine vossen, die de wijngaarden verderven.
Het Godsoordeel wat kwam over de Filistijnen zal ook gaan over ons land, volk en kerk. De wereld is zwanger van de oordelen Gods. Wie merkt het op? De Heere kan zo blazen in onze welvaartstaat. Moeten we dan niet belijden het verdiend te hebben, rechtvaardig? Schenke de Heere nog een wederkeer tot de wet en de getuigenis. Alleen in die weg is er zegen te verwachten. En anders zal het vreselijk zijn te moeten vallen in de handen van een levende God. De Filistijnen hebben het ondervonden wat dat is. Zij onderdrukten Gods volk op een vreselijke wijze. Plunderingen waren aan de orde van de dag. Nu slaat de Heere terug, door middel van Simson. De hele oogst mislukt en dan geen brood meer op de plank. Zo laat de Heere hen gevoelen dat er een God in Israël is die het opneemt voor Zijn uitverkoren volk. De peilers onder hun volksbestaan worden weggebroken. Door dit vonnis Gods getroffen in hun levensader. Die wordt doorgesneden. Met alle gevolgen van dien.
Als zij vernemen dat dit een wraakoefening van Simson is, door zijn schoonvader bedrogen, worden zij woest. Zij trekken massaal op naar het huis van Simsons schoonvader en steken het huis in brand. De inwoners worden levend verbrand, ook de vrouw van Simson. Wat wreed en hard van deze heidenen. Het oordeel Gods komt over Simsons schoonfamilie. Ze worden door het vuur van de hemel getroffen en moeten een afschuwelijke dood sterven. Het koren verbrand en als gevolg daarvan ook mensen levend verbrand. De brandende fakkels tussen de staarten van de vossen hebben hun werk gedaan. God laat niet met Zich spotten. De afrekening komt voor jong en oud die onbekeerd voort leven zonder God en Christus. De Heere is een jaloers God op Zijn eer.
Jonge vrienden, wat ligt hier een ernstige les in voor W ons allen. Nodig is om door en tot God bekeerd te worden zul je straks niet branden in het eeuwige vuur, wat nooit geblust zal worden. De hel is een poel die brandt vol vuur en sulver. De Heere vernieuwt jullie, door Zijn Geest van vossen in schapen.