Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

DE NIEUWE NAAM
 
In de Openbaring van Johannes, hoofdstuk 2: 17 lezen we het volgende: En op den keursteen een nieuwe naam geschreven, welken niemand kent dan die hem ontvangt.
Een nieuwe naam ontvangen, wat houdt dat eigenlijk in? In de kanttekeningen lezen we: Deze naam is, dat hij, die tevoren een kind des toorns en des verderfs was, nu tot een kind Gods en erfgenaam des eeuwigen levens gesteld wordt. Bij onze geboorte kregen we van onze ouders een naam die zij kozen en dragen hun achternaam. Maar deze namen zijn zonder waarde voor de eeuwigheid. Er is tussen onze- naam en ons wezen geen enkel verband. Met de Naam waarmee de Heere Zichzelf noemt is dat geheel anders. Bij God is de Naam uitdrukking van Zijn wezen. Jezus, dat is Zaligmaker, deze Naam drukt uit wat Hij Zelf is. En zo is het ook met de namen die God geeft. Al Zijn uitverkoren volk geeft Christus op de jongste dag een nieuwe naam. Nu is het nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen, zegt Johannes. Over veel dingen hangt nog een sluier. Wat we wel weten is, dat Gods volk een streep leert halen door hun eigen naam. "Zij sterven hier aan hun eigen naam, zodat er plaats gemaakt kan worden voor de nieuwe naam. Wanneer Bunyan de stad des verderfs verlaat laat hij zijn oude naam achter en gaat de levensweg op met de nieuwe naam christen. Een nieuwe naam: daar trilt iets van door, als Jakob een nieuwe naam ontvangt: Israël.
Er is genade toe nodig zal een mens leren sterven aan zijn eigen naam. En toch leert de Heere dat al Zijn volk. Ze moeten niet aan onze naam komen want dan hebben we de vuisten al gebald. Wat een vijandschap komt openbaar als de Heere onze naam doet zich inleven: Adam. Velen slaan de noodzakelijkheid hiervan over om dit te kennen. De jongeren mogen we dit, volgens velen, niet meer voor houden. Ze zijn immers verbondskinderen. Tracht ze op te bouwen op het verbond zodat ze gaan geloven een kind van God te zijn. En dat ze bekeerd moeten worden slaat men gemakshalve maar over. Zo worden velen gebouwd op bedrieglijke gronden voor de eeuwigheid. Als de Heere een mens vastgrijpt en ontdekt leidt Hij altijd terug naar het paradijs. Daar ligt de oorzaak van onze ellende en geestelijke dood. Tegenover de zwartheid van onze verslindende naam schittert de nieuwe naam vanuit het eeuwige welbehagen. In het Boek des levens des Lams staat hun nieuwe naam gegraveerd.
Straks zullen alle vragen beantwoord worden en alle geheimen opgelost in de nieuwe naam, die gegraveerd staat in de witte keursteen. We lezen ook in de tekst van deze naam dat niemand hem kent dan die hem ontvangt. In de kanttekeningen lezen we hierover het volgende: Want de natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn, maar wij hebben de Geest van Christus ontvangen, opdat wij zouden weten wat ons van God geschonken is. Al Gods kinderen worden persoonlijk onderwezen in de heilgeheimen van Zijn Woord en in de beloften. Ik zou dat woordje "persoonlijk" willen onderstrepen. Er wordt zoveel gepreekt in de "wij" en "ons" vorm, waarin zonder onderscheid een ieder er bij behoort. In de kanttekeningen staat duidelijk dat er twee soorten mensen zijn. Het is alleen de vraag: waar hoor ik bij.
Jonge vrienden, tenzij gijlieden wederom geboren wordt, gij kunt het Koninkrijk der hemelen niet ingaan. De godsdienstige mens wil, buiten de wedergeboorte om, zalig worden. Buiten de poorten van de wedergeboorte om zoekt hij zich wegen te maken naar de hemel.
De dichter Luiken zong:
Men wou wel naar de hemel gaan.
En houden al de omslag aan.
Met vlees en wereld overlaan.
Maar vruchteloos is al dat pogen.
Wederom geboren worden, d.w.z. precies het omgekeerde worden van wat we van nature zijn. De Geest Gods overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. In deze ontdekkende weg worden we zelf met onze oude naam gekruisigd met Christus. We komen in de dood terecht om Gods recht te leren billijken. Met volle bewustheid leer je dit kennen. Er is geen geloof en bevinding die buiten het hart omgaat. Waar de Heere werkt, werpt Hij al het onze terneer in het stof. En dat gaat met grote strijd gepaard. Het gaat niet zonder strijd, maar ook niet om de strijd. De grond van de zaligheid ligt voor de Kerk niet in de strijd, maar in het eeuwige vrije welbehagen des Heeren. Zalige toekomst voor de levend gemaakte Kerk.
Jonge vrienden, mogen jullie behoren tot dat volk wat die nieuwe naam ontvangt uit Gods hand en mond? Strijdt om in te gaan door de enge poort. Want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan. Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden.