Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

SCHIJNHEILIGEN 2
 
In Handelingen 5 lezen we hoe Ananias een stuk grond heeft verkocht en een gedeelte van de opbrengst heeft neergelegd voor de voeten van de apostelen. Zij droegen in het begin Jok de zorg voor de armen. Ananias deed "alsof" hij alles over had voor de Heere. Hij loog tegen Petrus. Lees het maar eens na. In vers 3 lezen we: En Petrus zeide: Ananias, waarom' heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt en onttrekken van den prijs des lands? Petrus bedoelt te zeggen: Waarom hebt u de duivel toegelaten? Waarom hebt u niet gestreden tegen de zonde? Met dat doordringende "waarom", wijst Petrus Ananias aan en zegt: Ananias, gij zijt die man. De grond ligt in u. U hebt ja gezegd tegen de duivel, toen u er om Christus' wil en in Christus naam, neen had moeten zeggen. U hebt toegestaan, dat het boze buiten u zich verbond met het boze in u. Een voorzichtig verdrag met de hel gesloten. Uw hart zit vol met gierigheid en geveinsdheid. Zo het gebleven ware, bleef het niet uwe, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen, om te trachten de gemeente met valse schijn te bedriegen. Gij hebt de mensen niet gelogen, maar Gode.
En nauwelijks zijn deze woorden uit de mond van de apostel of Ananias wordt door de hand Gods getroffen. Want we lezen: En Ananias deze woorden horende, viel neder en gaf den geest.
Het woord Gods is een reuke des levens ten leven of een reuke des doods ten dode. Hier gaat een dodelijke kracht uit van Petrus woord. Als een onverzoende huichelaar moet Ananias voor God verschijnen. Hij moest ondervinden dat God een verterend vuur is, bij wie niemand wonen kan. Wat een ernstige les voor ons allen. We dragen immers een dergelijk bedrieglijk hart in ons om. De Heilige Geest mocht daar aan ontdekken. Hij viel onder het oordeel van de eeuwige verdoemenis Gods. Vreselijk sterven voor een man die deed "alsof". Ananias moest eeuwig naar de hel, naar de plaats waar alle onbekeerde huichelaars heengaan. Door dit vreselijk sterven kwam er grote vrees over de gemeente, en dat laat zich verstaan. Kijk, de jongelingen die in het midden van de gemeente waren, stonden van hun zitplaatsen op, zij schikten hem, die in zulk een ontzettend oordeel Gods was gevallen toe. D.w.z. zij maakten de nodige voorbereidingen voor zijn begrafenis, en droegen hem daarna naar het graf.
 
Ondertussen zit zijn vrouw Saffira thuis in spanning op de terugkomst van haar man te wachten. In spanning om te vernemen wat de apostelen gezegd hadden over hun offervaardigheid. Misschien wordt hij binnenkort wel benoemd ineen of ander ambt of functie in de kerk. Ze ziet zich al als een belangrijke persoon, zij de vrouw van... Maar haar echtgenoot keerde niet terug. Nooit meer. Drie uren waren voorbij gekropen, en eindelijk kon ze het in haar huis niet meer uithouden. Daar gaat ze, naar de vergaderplaats van de gemeente, niets vermoedend. Terstond vraagt Petrus aan haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoveel verkocht? Die vrouw krijgt dus nog gelegenheid haar schuld te bekennen en zich te bekeren. Maar zij blijft tot het laatst toe de Geest Gods verzoeken. Zij bevestigt de leugen van Ananias. Dan klinkt het bestraffende woord uit de mond van Petrus: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? En tot grote ontsteltenis van de aanwezigen wordt aan Saffira hetzelfde oordeel aangezegd en ten uitvoer gebracht als aan haar man. Zie, Saffira, de voeten degenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen. En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dooft, en droegen haar uit, en begroeven haar bij haar man.
Niet onder woorden te brengen, ook haar deel was in de buitenste duisternis waar wening is en knersing der tanden. Eeuwig in de rampzaligheid - waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust. Nauwelijks hadden de jongelingen hun treurige taak verricht, of zij moesten opnieuw door de straten van Jeruzalem trekken, om een dode uit te dragen. En als we deze begrafenisstoet na staren, klinkt de waarschuwende stem: GOD LAA T NIET MET ZICH SPOTTEN.
De voeten van de jongelingen staan voor de deur van ons levenshuis, misschien wel voor de deur van een pastorie. Dat kan ook in deze vakantietijd. De dood kent geen vakantie en de graven blijven vragen. Jonge vrienden, vraagt maar veel om een eerlijke schuldenaar te mogen worden aan de voetbank des Heeren. De Heere is traag tot toorn, omdat Hij groot is van goedertierenheid. Maar hier was Hij verbazend snel in het bezoeken van de zonden. De dubbele begrafenis had niet in een hoek plaats gevonden. Zij wekte groot opzien in Jeruzalem. En geen wonder. Wanneer God zulke ingrijpende daden doet, beeft de mens en spreekt zijn geweten, dat de Heere recht handelde. Dan is er wel een geopend oor voor de waarheid. Dat het woord beslag legt op de mens. Dit is nog geen bekering, wel kan het een middel zijn in Gods hand om een zondaar te bekeren.
En zo kwam er vreze over al het volk, een heilige en diepe eerbied voor de Heere.        .
Zo zien we maar weer, dat schijn nog geen wezen betekent. De Heere snijde af alle bedrieglijke gronden en brenge door Zijn Woord en Geest op het vaste fundament en rots der zaligheid: HET VOLBRACHTE WERK VAN CHRISTUS. De Heilige Geest als de grote Toepasser schenke dat uit vrije genade. Tot roem Zijns Naams die heerlijk is.