DE OUDSTE ZOON
Wanneer we de verloren zoon gevolgd hebben tot in het vaderhuis, komen wij zijn oudste broer tegen. Een persoon waar we veel van kunnen leren. We wisten reeds van zijn bestaan af, want in vers 11 van hoofdstuk 15 van het Lukas evangelie werd hij beschreven. En hij zei: een zeker mens had twee zonen. Meer wisten we nog niet van hem. En toch: dat weinige is niet zonder betekenis. Als eerstgeborene nam hij thuis een bijzondere plaats in. Hij kreeg beschikking over het familiebezit en een dubbel erfdeel. Hij werd in alles erkend als de toekomstige bezitter van het erfdeel en had de grootste verantwoordelijkheid. Dus een schone toekomst, met rijkdom en veel bezit en macht. Hij was rijk en verrijkt en had aan geen ding gebrek. De Heere Jezus bedoelde dit laatste duidelijk te maken met deze gelijkenis, waarin hij het beeld tekent van de vrome Farizeeër uit Zijn dagen. We lezen in vers 25: En zijn oudste zoon was in het veld.
De vader uit de gelijkenis had niet alleen een zoon die de wereld introk, maar had nog een zoon thuis. Het zal gaan blijken bij nadere overdenking van deze gelijkenis, dat ook deze zoon "dood" was en "verloren" voor de vader. Ach, van nature zijn we allen verloren kinderen. We worden allen in zonde ontvangen en geboren. En daarom aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis onderworpen. En zijn oudste zoon was in het veld. Deze zoon wist dat er in Gods Woord staat: ledigheid is des duivels oorkussen. Vandaar dat we hem bezig zien in zijn arbeid. Hij verkwist zijn geld niet met buitenlandse reizen, zoals zijn jongere broer. Hij paste netjes op zijn centen, zoals het betaamd. We vinden hem niet in een bar of dancing om zijn lichaam en ziel te verkwanselen en te vergooien in de zonde. Hij heeft de vader niet verlaten. Hij is thuis gebleven en heeft gewerkt dag in dag uit en bewandeld het pad van getrouwe plichtsbetrachting. En toch komt hij openbaar als een zoon, die wel hard werkt, maar zonder liefde tot de vader. Hij is meer knecht dan kind. Zonder dat hij het weet is hij verloren. Zo tekent de Heere Jezus ons de Farizeeën. Zij geloofden dat Israël alleen behouden kon worden in de weg van werken en plichtsbetrachting. De schouders zetten onder de wet. Zij gevoelden de verdoemende kracht van de wet niet. Met als gevolg: hoogmoed, onuitstaanbaarheid en roemen in .uitwendige vervulling. Zij stonden boven de schare die de wet niet kende. Zij achtten zichzelf beter dan andere mensen. En nu meenden zij dat God verplicht was als loon op hun arbeid, hen een plaats in de hemel te schenken. Want als zij niet zalig werden, wie dan wel? Niemand in hun ogen. Alleen wat binnen de muren van mijn kerkverband verkeerd kan zalig worden. Voor de rest hebben we weinig hoop. Afgeschreven!
Het wezen van het Farizeïsme is het streven door eigen werken gerechtigheid bij God te verwerven. Hoe meer wetten, hoe groter het loon zal worden. Plaats voor de Middelaar en Borg is er in dit stelsel niet.
En zijn oudste zoon was in het veld. Zo tekent de Heere Jezus ons de Farizeeën, ijverig aan het werk in Gods huis, druk aan het werk om loon te ontvangen. Overdenk het leven van Paulus maar eens voor zijn bekering. Ook hij was een verloren oudste zoon.
Hier wordt ons hart opengelegd. Ons natuurlijk hart zoekt steeds door eigen gerechtigheid zich voor God aangenaam te maken. Het kost veel strijd om te leren dat bij niemand enige zaligheid te zoeken of te vinden is dan bij Christus. Hoeveel jongeren kunnen aangeduid worden met: arbeidende in het veld. Wat zijn ze druk in de weer in hun vroomheid en godsdienstigheid en hebben nog nooit de breuk met God gezien. Een grote activiteit leggen ze aan de dag. Ze zingen: Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Ze steunen op een uitwendig gerekend worden tot Gods Kerk, een uitwendig delen in de genademiddelen. En dat alles zonder deel aan Christus en Zijn gerechtigheid in Wien God ons als kinderen aanneemt. 0, zeker, ze zeggen wel hierin te delen, ze geloven immers, maar: zonder waarachtige bekering, zoals God al Zijn uitverkorenen bekeert. Dat hebben zij niet nodig, een krachtdadige bekering. Wel de verloren zoon, maar zij hebben altijd netjes geleefd, geven ieder het zijne etc. Velen maken van de uitwendige voorrechten een grond voor de eeuwigheid, zonder geloof, zonder bekering, zonder kinderlijke gemeenschap met God in Christus. Zonder het afsnijdende en toepassende werk van de Heilige Geest. Hoe verderfelijk is dat steunen op eigen werk en eigen vlees. Wat is er een steunen op de Doop zonder geloof in de verzegelde beloften Gods. Velen zijn als "knechten arbeidende in het veld" en kennen niet de genade Gods in Christus, noch de liefde tot Hem en van Hem en missen alle ware vreze des Heeren. Arme Farizeeër, hij wil een werkezel zijn en blijven.