Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Dwaalt niet.                                             Galaten 6: 7a.
 
In de gemeente van de Galaten waren dwaalleraars binnengeslopen. Wat zijn dwaalleeraars en wat leerden zij? Zij trachtten de gelovigen van de eenvoudigheid van het Evangelie af te brengen. Ja, af te brengen van de vrije genade Gods en terug te brengen onder het juk van de Wet. En helaas niet zonder gevolg. Sommigen meenden dat zij door de werken van de Wet gerechtvaardigd konden worden. Anderen meenden dat zij zonder de rechtvaardigmaking zalig konden worden. Er waren zelfs christenen uit de heidenen die zich lieten besnijden.
Tegen deze dwaalleringen kwam de Apostel Paulus met kracht op. Paulus toont aan dat uit de werken der Wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden, maar alleen door het geloof in Christus. En tegen hen die meenden zonder de rechtvaardigmakende daad Gods het geloof te bezitten sprak hij: U moet als een goddeloze, om niet, door het geloof gerechtvaardigd worden.
Dwaalt niet. Zowel Luther als Calvijn hebben veel te doen gekregen met deze tekstwoorden. De kerk dwaalde in leer en leven, beiden mochten door Gods genade, de kerk hervormen, reformeren en zuiveren van de dwaalleer. Wat is er overgebleven van de leer van vrije genade? Is het ook vandaag niet hard nodig dat de kerken terugkeren naar de leer der vaderen? Dat ons wordt toegeroepen: dwaalt niet. We zijn immers veel verder afgedwaald van de leer der Reformatie dan velen wel vermoeden. We roepen de kerk terug: Tot de Wet en de getuigenis.
 
Dwaalt niet. We willen ook inkeren tot onszelf. Wat de Apostel toeroept aan de Galaten geldt ook voor ons. Dwaalt niet betekent hier: zich bedriegen, zichzelf misleiden. De kanttekening zegt: dat is, wilt uzelf niet ijdellijk inbeelden of laten wijsmaken.
Paulus waarschuwt dus ernstig om ons daardoor voor verleiding en zielsbedrog te bewaren. Wat een getrouwe dienstknecht van Jezus Christus. Hij heeft zielen zien verdwalen, door een verkeerde leer, op weg en reis naar de eeuwigheid. We kunnen dus dwalen en verdwalen voor de eeuwigheid. In de christenreis naar de eeuwigheid van Bunyan ontmoette hij meneer Formalist en Hypocriet. Zij wandelen ook op de weg naar Sion en dachten binnen te komen, maar zij waren niet door de enge poort gegaan, die aan het begin van de weg was. Zij waren van elders ingeklommen. Beiden dwaalden, zodat zij voor eeuwig verdwaalden. Ons gebed mag wel zijn: doorgrondt mij, o God en ken mijn hart.
 
Dwaalt niet. Weet u, niet dwalen is genade. Daar wist Paulus alles van. Hij zelf zegt: het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. Hij beroept zich op Jesaja: Ik ben gevonden van hen die naar Mij niet vraagden. Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten.
Dwaalt niet. Dat betekent dat u de leer van vrije genade en uitverkiezing niet mag misbruiken tot zorgeloosheid. Dat is een zekere weg naar het verderf. Paulus leert ons dat wij zalig hebben te worden door de vrije genade, maar vermaant ons: weest niet zorgeloos. Houdt u daarom aan het zuivere Woord van God. En raadpleeg daarbij de kanttekeningen van de Statenvertaling. Zij zijn zuiver gereformeerd.
Het vervolg van onze tekst zegt: God laat Zich niet bespotten. De Heere laat niet de spot met Zich drijven. De kanttekening zegt dat we dat doen met ijdelijke uitvluchten, die velen gebruiken om de bevelen Gods niet te gehoorzamen. Want de Heere neemt de uitvluchten niet aan, en laat ze ook niet zonder straf heengaan. Het spotwapen is zo pijnlijk. Iemand bespotten is de ziel kwetsen. We kunnen iemand nooit méér beledigen dan hem in een bespottelijk daglicht te stellen. We zijn bang voor spot en hoon. Mensen bespotten is erg, maar God bespotten is veel erger. We kunnen de Heere op een grove manier bespotten, door te vloeken en te lasteren. Om Zijn Naam te ontheiligen en Zijn dag voor eigen vermaak te besteden. We kunnen de Heere ook op een fijne manier bespotten. Door Zijn Naam en Woord te belijden, Zijn dag stipt te houden, en toch zo te leven alsof er geen God is. Leven alsof er geen hemel en hel is. Het leven van velen is in de grond van de zaak niet anders dan een doorlopende bespotting van God.
Dwaalt niet. God laat Zich niet bespotten. De Heere gaat Zelf met u spotten, als u onverzoend voortleeft. Luister maar naar Psalm 2: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen. Die in de hemel woont zal lachen, de Heere zal hen bespotten. En in het boek der Spreuken: Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgesterkt heb en er niemand was, die opmerkte, en gij al Mijn raad verworpen en Mijn bestraffing niet gewild hebt, zo zal Ik in uw verderf lachen, Ik zal spotten, wanneer uw vrees komt.
Zeer ernstige woorden die we hier lezen. Vandaar dat we in het vervolg van onze tekst lezen: want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien.
Vrienden, hoe is het met ons? Wij zaaien toch ook. Elke daad die we verrichten, elk woord wat we spreken en opschrijven, elke gedachte, elke begeerte, die bij ons opkomt, is een zaadkorrel die rijpt voor de eeuwigheid.
Dwaalt niet. Een vraag willen we stellen: wat zaaien we nu? Goed zaad of kwaad zaad, koren of onkruid? En in welke grond zaaien wij, in het vlees of in de geest? Van nature zaaien we allen verkeerd zaad in een verkeerde bodem. Dit komt door onze diepe val in het Paradijs. Door de zonde van Adam is ons aller natuur zo bedorven, dat we allen in zonde ontvangen en geboren worden en daardoor aan allerhande ellende, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen zijn.
Wat wij zaaien, zullen we ook maaien. Dat geldt van ons leven. Eén uur van onbedachtzaamheid kan maken dat men jaren schreit. Eén verkeerd woord, één verkeerde daad kan ons jarenlang berouwen. Velen hebben in hun jonge jaren dingen gedaan, waarvan ze nog spijt hebben in de grijze ouderdom.
Een bediende die tijdens de jacht door een kogel werd getroffen werd onder een boom neergelegd. Voordat hij stierf beleed hij onder dezelfde boom vroeger iemand vermoord te hebben. Als Adoni-Bezek, door de stam van Juda wordt gegrepen, worden de duimen van zijn handen en voeten afgehakt. Vreselijk. Maar hoort wat hij belijdt: 70 koningen met de afgehouwen duimen van hun handen en voeten, waren onder mijn tafel kruimels oplezende: gelijk als ik gedaan heb, alzo heeft mij God vergolden. Zo zaad, zo oogst. En dit geldt ook voor Gods volk. We denken aan David en Paulus. Paulus heeft doornen gezaaid voor de voeten van de christenen. Na zijn bekering kreeg hij een doorn in zijn vlees. Zo hield de Heere hem klein door hem te doen inleven wat hij in zijn vroeger leven had misdaan. Zodoende kon die man zich nooit beroemen op zijn bekering als vrucht van eigen werk. Integendeel, zo werd hij een liefhebber van Gods opzoekende zondaarsliefde.
We leven nog in de zaaitijd; de grote maaitijd komt nog. We moeten allen voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Om rekenschap af te leggen van ieder woord, gedachte en werken. Ontzaggelijke dag. Wat gedaan is blijft eeuwig gedaan, verzuimd, voor eeuwig verzuimt. Nooit gaat er meer een korrel terug in de aar. Nooit één aar terug in de halm. Dan wordt niets anders gedaan dan maaien en oogsten van wat in het leven is gezaaid. Dan is al dat verkeerde zaad, voedsel voor de worm die nooit sterft, brandstof voor het vuur dat nimmer wordt uitgeblust. En weet u, wat het ergste zal zijn. Dit, dat ook in de hel nog met zaaien wordt doorgegaan. We lezen in Openbaring: dat de mensen hun tong kauwden van pijn; doch zij bekeerden zich niet van hun werken, maar zij lasterden de Naam van de God des hemels vanwege hun pijnigingen. Zult u daar ook bij zijn?
Dwaalt niet. Wat moet er dan gebeuren, vraagt u? We moeten wederomgeboren worden. En wederomgeboren worden is niet anders dan nieuw leven, een nieuwe geest ontvangen. Wedergeboren is: uit God geboren worden. We worden hier gewezen op het Drie-enig éénzijdig Godswerk. Het nieuwe leven is een planting Gods. Juist ook voor hen die door de Geest Gods van de oude Adamsstam zijn afgesneden en Christus zijn ingeplant: Dwaalt niet. Het is niet onverschillig hoe Gods volk leeft. B.v. een slordige levenswandel enz. Steeds inleven waar ze vandaan komen en waarheen ze op reis zijn. De goddelozen gaan naar de hel, naar eigen verdienste en boosheid.
Daartegenover Gods volk gaat naar de hemel en dat uit vrije genade. Gewassen in het Bloed van Christus dat reinigt van alle zonden. Het ware zaligmakende geloof leert alles van de Heere verwachten in leven en sterven beide. Het is God, Die het in Zijn volk werkt: het willen en het werken naar Zijn eeuwig welbehagen.
Dwaalt niet. In de hemel geen dwalen meer. Maar eeuwig zalig door Hem, die op deze aarde heeft geleefd en gestreden, als de Man van Smarten, als Borg en Middelaar. Hij is de gezegende Koning, Die daarom alleen, alle lof en aanbidding toe komt tot in alle eeuwigheid. Amen!.
Dwaalt niet.