Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Moorman (bijzondere preekstoel) 1
 
Ieder oprecht kind van God zal zeggen: Een groot zondaar, als ik ben, kan alleen zalig worden gemaakt door een wonder uit de hemel. Vraag het ook maar aan de kamerling uit Handelingen 8. Ook hij kwam in aanraking met het wonder Gods. We lezen immers dat de Heere hem Filippus deed ontmoeten. Met de Heilige Schrift in de hand kreeg hij nu ook een gids mee op de weg die hij gaan moest. Eigenlijk kreeg hij twee gidsen. Een uitwendige:        Filippus, die hem het Woord moet brengen, en een inwendige, de Heilige Geest, die het gepredikte Woord moet toepassen aan het hart. Wat tekent de Heilige Geest ons hier toch een wonderschone geschiedenis. Een geschiedenis die al Gods ware kinderen in hun eigen hart terug vinden. Want aan deze zaak hebben zij bevindelijke kennis. De Heere geve dat jij dat ook mag leren, uit genade.
Kijk eens, de wagen die daar rijdt langs de woeste weg wordt een kansel, een preekstoel. Daar zitten zij dan naast elkaar, de machtige kamerling en de eenvoudige diaken, het kind van Abraham en de zoon van Cham. Nu gaat het woord in vervulling: Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte, Moorenland zal zich haasten zijne handen tot God uit te strekken.
Filippus is de dienaar des Woords. Hij opent zijn mond en verkondigt hem, ja, wat verkondigt hijhem? Wat verkondigt hij hem die als een vloekwaardige huiswaarts keert? Geen stelsel van deugden en plichten. Geen oppervlakkige geloofs en verbondsbeschouwing gelijk velen in onze dagen doen. OOK NIET ZICHZELF. Hij predikt hem de Heere Jezus. Die Zijn volk zal zalig maken van hun zonden. Jezus, Die zo beminnelijk is, dat de Bruid uit het Hooglied van Hem zegt: En al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Jezus, Die Zich reeds in de eeuwige raad des vredes als Borg wilde stellen voor Zijn schuldig volk. Hij, Die de dood van een gevloekte stierf en zo voor al Zijn uitverkorenen is geworden wijsheid van God en rechtvaardigmaking en heiligmaking en verlossing.
Met nadruk zal Filippus er de kamerling op hebben gewezen, dat alle ceremoniën, die hij te Jeruzalem in de tempel had aanschouwd, in Deze Jezus zijn vervuld. Met liefde zal hij hem hebben verkondigd, dat het recht Gods in deze Borg is verheerlijkt. Dat in Zijn offerbloed de ellendigste zondaar volkomen gezaligd wordt. Een Moorman kan zijn huid niet veranderen, maar O! kamerling, gewassen te worden in dat dierbare bloed is nodig, zodat uw zwarte ziel witter wordt dan sneeuw. Christus als het Lam Gods heeft Zich op Golgotha laten scheren. Daar werd Hij van Zijn wol ontdaan. Daar werd het kleed der gerechtigheid mee geweven om de ongerechtigheid van al Zijn volk volkomen te bedekken.
Ja, maar Filippus is dit wel voor mij? Ik ben zo boos en slecht. Ik verdien die genade niet, ik die van binnen nog zwarter ben dan van buiten, ik ben alleen maar goed om voor eeuwig verloren te gaan. Maar ik stel mij voor dat die vraag hem op de lippen besterft. Het moet maar eens beleefd worden. En Filippus gaat verder met zijn prediking. Hij predikt hem Jezus in de staat der verhoging. Die opgevaren is ten hemel. Die de Geest heeft uitgestort, door Wiens genade onmachtige macht ontvangen kinderen Gods te worden. En het teken, het zegel van die wondere verlossing is de Doop. De Doop die u inlijft in het ware Israël. De kamerling zal dat uit Gods vrije hand mogen ontvangen. Niet alleen anderen maar ook mij geschonken de vergeving der zonden uit enkel genade alleen om de verdienste van Christus wil.
Jonge vrienden, als ik die twee in gedachten zie reizen moet ik denken aan wat ik eens las van Bunyan. Hij zag een man gaan door de wildernis. Gekleed in lompen, gebogen onder een zware last op de rug. Een boek in zijn hand en hij beeft, weent en zucht: WAT MOET IK DOEN?
Op de vraag van Evangelist: Waarom weent gij zo, zegt hij: Ik weet uit dit boek, nl. Gods Woord dat ik veroordeeld ben om te sterven om daarna de Rechter te ontmoeten. En ik ben niet gewillig om te sterven en niet bereid voor het oordeel. Ik vrees dat dit pak op mijn rug mij dieper zal doen zinken dan het graf en mij zal brengen in de plaats der duisternis. Die man leerde dat Gods Woord hem er naar recht buiten zette. Weet je wat hij er aan toevoegt? EN DE WEG DER ONTKOMING, DE WEG DER VERLOSSING KEN IK NIET.
Waar zijn ze onder de jongeren, die zo inde diepte als een verdoemelijk zondaar om God verlegen zijn geworden. We denken aan de Kananeesche vrouw. Zij werd er buiten gezet. En wat deed zij?
Ja, Heere het is recht. Vernedert, veroordeeld, bedelt zij om een kruimeltje genade en zij gaat met de volle buit heen.
Dit zal ook de zwarte Moorman ervaren in zijn leven. Hongerige heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
 
De Filistijn, de Tyriër, de Moren
Zijn binnen u, d Godsstad, voortgebracht;
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: "Deez' en die is daar geboren".
God zal ze zelf bevestigen en schragen,
En op Zijn rol, waar Hij de volken schrijft, Hen tellen, als in Isrel ingelijfd,
En doen den naam van Sions kind'ren dragen.
Psalm 87: 3 en 4.