Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Is niet Efraïm Mij een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind?
Jeremia 31: 20a.
 
                                                          Troetelkind
 
God spreekt in deze woorden met Zichzelf. Hij houdt in deze woorden een alleenspraak. Hij spreekt in de Vader, zoon verhouding. De zoon is dan Efraïm en wordt Zijn kind genoemd. Als de Heere ziet op de ondeugden van Zijn zoon wil Hij niets meer met hem te maken hebben. Efraïm heeft het er naar gemaakt dat God hem zou verwerpen en verdoemen. En toch deed Hij dat niet en kon Hij zelfs van dit ondeugende volk niet af. Hij kan Zich er niet van losmaken, want Hij zit met de band der verkiezing onlosmakelijk aan hen verbonden. Wat een troostrijke gedachte voor Gods kind. Wat hebben ze reden om te wenen vanwege hun zonden, wantrouwen, wereldzin, vleselijkheid, verkeerde vroomheid enz. Zo gaan ze door Zijn Geest inleven dat ze het verdiend hebben dat de Heere hen overgeeft aan het oordeel der verharding. Wie zijn vloek- en doemwaardig bestaan krijgt in te leven zal uitroepen: Heere, als U nooit meer naar mij omziet, dan is het 1000 x 1000 maal verdiend. Echter, uit onze tekst blijkt duidelijk dat de Heere van Zijn volk niet af wil. Waarom niet? Omdat Hij Zijn volk lief heeft met een eeuwige liefde. Dank zij Gods eeuwige verkiezing in Christus kan Hij van Zijn volk niet af. Wat is de uitverkiezing toch een evangelisch- en dierbaar geloofsstuk. Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat. Dit sprak Hij al voor hun geboorte. Dat geldt nu ook Efraïm en Gods volk. Hij heeft ze altijd liefgehad en zal ze eeuwig blijven liefhebben. Hij heeft ze lief in het borgwerk van Christus. In Zijn bloed ziet Hij hen aan in gunst van boven. Christus heeft als de dierbare Zoon des Vaders de hemelse heerlijkheid verlaten en kwam op deze wereld om te lijden en te sterven in de plaats van Zijn uitverkorenen. Ziet eens naar Gethsémané en Golgotha. Dat bloed moest vloeien om Zijn Efraïm voort te brengen. O, wat een tedere zorg en moeite heeft Hem dat gekost. Maar niets was Hem teveel. Wat een zware arbeid heeft Hij moeten verrichten om tot eeuwige zegen te zijn. Ja, een dierbare zoon is zulk één, die zijn vader tot eer en Zijn moeder tot vermaak strekt, ja een sieraad voor het gezin. Een beeld zo van toepassing op Christus.
En nu gebruikt de Heere nog een ander beeld om Zijn innige liefde en Zijn nauwe verbinding aan Zijn Kerk en kind voor te stellen. Het is het beeld van een troetelkind. Is Efraïm Mij niet een troetelkind? Wat is een troetelkind? De kanttekening van de Statenvertaling schrijft dat in het Hebreeuws staat geschreven: een kind der vermakingen of vermakelijkheden of plezier. Wij noemen een troetelkind een lieveling of gunsteling. Er wordt een kind mee bedoeld dat met voortdurende zorg wordt omringd. Het is dus een liefkozende naam. En dan te weten van wie God dit zegt. Kijk, zo'n kind verdient niets, doet niets en kan niets. Dat brengt alleen maar kosten, moeite, werk en zorg met zich mee. En toch is dat de lieveling van vader en moeder. Al hun liefde trekt zich samen tot dit troetelkind. En zo mag dit beeld overgebracht worden op Gods kind. Zij brengen de Heere niets anders toe dan zonde en ongerechtigheid. En toch gaat Zijn liefde uit tot dit volk. Dag en nacht is Zijn Goddelijk oog op hen geslagen. Denkt daarom nooit dat Gods volk goedkoop zondigt en dat de Heere hun zonden door de vingers ziet. Hij zegt Zelf: indien Mijn kinderen Mijn wet verlaten en in Mijn rechten niet wandelen, indien zij Mijn inzettingen ontheiligen en Mijn geboden niet houden, zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken en hun ongerechtigheden met plagen.
Dat heeft Efraïm ondervonden en dat ondervindt een ieder van Zijn troetelkinderen. Hij kastijdt degenen die Hij liefheeft.
De Heere doet niet zoals dwaze ouders doen, die hun kind vertroetelen en dat tot eigen oordeel. Zo gaat de Heere Zijn volk niet vertroetelen. Weet u wat Hij wel doet: Hij sluit ze wel eens buiten de deur, maar nooit buiten Zijn hart. Daarin liggen ze vanuit de stilte der eeuwigheid verklaard met een eeuwige liefde.
Wat kan het donker en duister zijn als Gods kind in de nacht op straat wordt gezet. Dan worden het bange momenten. Want in de nacht loopt het helse gespuis langs de weg. Het roofgedierte op zoek naar een prooi. De wolf zoekt dicht bij de schaapskooi een schaap of lam te grijpen om het te verscheuren. Wanneer in zo'n nacht het gehuil van het wild gedierte wordt gehoord, begeert ze weer binnengelaten te mogen worden in de schaapskooi. En dat kan alleen maar door recht. Zo zullen ze door de deur ingaan in de veilige Schuilplaats. En de Deur die toegang geeft is Christus. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft hem trekke.
Ook in de donkere nachten van bestrijding en aanvechtingen ziet Hij neer op Zijn volk in gunst van Boven. Omdat Hij hen aanziet in Christus. Zulke nachten zijn nodig want anders is er geen verlangen naar de morgenstond. Hij vergelijkt Zijn troetelkinderen bij Zijn oogappel. Wie Mijn volk aanraakt, die raakt Mijn oogappel aan. Efraïm: het zijn de wederomgeborenen, de door God bekeerden van hart. Dat zij maar veel schreiende gevonden worden aan Zijn voeten. Op die gezegende plaats mogen ze wel eens hartelijk pleiten op Gods barmhartigheden in Christus. Wanneer dat wordt toegepast door Gods lieve Geest dan is dat zo zoet en zalig. Vooral op de momenten waarin men denkt, nu krijg ik een pak slaag en dat zo verdiend, en Hij het spreekt: gij zijt Mijn een dierbare zoon, ja gij zijt Mij een troetelkind. Er zal een eeuwigheid toe nodig zijn om de Heere daarvoor te danken en te prijzen.
Tenslotte: ik heb geen Psalm kunnen vinden waar het woord troetelkind in voorkomt. Wel over Efraïm. Het zijn: psalm 60: 4; 78: 5 en 34; 80: 2; 108: 4.
En over Christus als de Zoon des Vaders noem ik Psalm 2: 4 en 6.
Voor hen die lust hebben om met hart en mond te zingen van Gods liefde tot Zijn troetelkinderen: Psalm 89: 1, 7, 8.