Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Moorman (blijdschap des geloofs) 2
 
We eindigden de vorige keer met de vraag: Zijn Gods kinderen op weg naar de hemel dan altijd blij? Een belangrijke vraag om te gaan overdenken. We lezen in het tekstverband van Handelingen 8, dat de wet die de kamerling reisde woest was.
Dat is de smalle weg die al Gods kinderen moeten bewandelen. De weg naar Sion, dat boven ligt is eveneens woest. Soms voor eigen waarneming een onbegaanbare weg. Een weg vol kuilen en diepten. Een weg vol angsten en benauwdheden. Een weg waar zware stormen kunnen woeden. Een weg waar maar weinig wandelaars op gevonden worden. Eenzame pelgrims op en woeste weg. Gods volk wordt bestreden door vele vijanden.
Talrijk zijn de twijfelingen die hen bestormen. De macht van de zonde drukt hen terneer. Het licht gaat weg de donkerheid daalt in, waardoor we David horen zuchten: Nu zal ik één dezer dagen door de handen van Saul omkomen en Petrus gaat naar buiten en weent bitter. Maar de rechterhand des Heeren doet krachtige daden. Hij, die een goed werk in hen begonnen heeft zal dat ook voleindigen. Hij verdrijft de wolken. Hij doet het licht der zon doorbreken. Hoort, op de woeste weg klinken reis liederen op: De Heere is mijn licht en mijn heil, voor wien zou ik vrezen? De Heere is mijn levenskracht, voor wien zou ik vervaard zijn? Als zij door het dal der moerbeziënbomen doorgaan stellen zij Hem tot een fontein. Ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
En hij reisde zijn weg met blijdschap. Waarheen ging de weg van deze gekende des Heeren? Eerst naar Gaza, vervolgens naar Egypte, dan naar Ethiopië, waar hij aan het hof zijn betrekking weer ging bekleden. Gemakkelijk zal dit leven voor hem niet geweest zijn. Hij was een ware geloofsbelijder. En zo één komt altijd in de beproeving terecht.
Zijn geloof belijden, vooral in een heidense omgeving aan een goddeloos koningshof, baart strijd. Dat kan niet anders. Ze hebben hem bespot. Ze hebben hem bestookt met vele vragen. Ze hebben hem omringd als bijen. De geschiedenis meldt ons niet van enige bijzondere zegen, die de bekering van deze man voor zijn vaderland had. Maar zeker heeft hij ook lopen zuchten: Och Heere, dat ik slechts voor één mocht zijn wat Filippus voor mij is geweest. Genade maakt gunnende mensen op goede rechtsgronden. Toch zal het hem in die vreselijke omgeving niet aan liefelijke vertroostingen hebben ontbroken. De Koning, die hem uit zo'n grote nood en dood verlost heeft, was ook met Zijn ondersteunende arm aanwezig. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Die Koning verzekerde hem, dat hij de reis niet alleen aanvaardde. Al Gods uitverkorenen reizen mee. Ze komen uit de grote verdrukking. Ze reizen langs wegen van bloed en tranen, van smaad en ellende, naar Jeruzalem dat boven ligt.
Die stad was ook het reisdoel van de kamerling. Daar mocht hij het Lam zien, dat hem reinigde in Zijn vergoten hartenbloed. Daar zag hij heel het volk, door de Heere bemint met een eeuwige liefde. Daar zag hij ook Filippus weer. Daar heeft hij _en volle verstaan het woord wat ook in de boekrol vin Jesaja stond geschreven: En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen. Vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.
Jongens en meisjes, is die schone stad van Israëls Koning ook het doel van jullie levensreis? Of zal jouw deel zijn de plaats der buitenste duisternis, waarvan de Schrift ons eveneens spreekt? In die plaats klinkt geen loflied op, maar wordt knersing der tanden vernomen. In die plaats aanschouw je niet de heerlijkheid van het Lam Gods, maar de vreselijke gedaante van de duivel. In die plaats heerst geen blijdschap, maar eeuwige droefheid. In die plaats komen allen, die onbekend zijn met het leven, dat de Heere de Moorman wilde schenken. Leer toch vragen: Heere, hoe kan ik toch de rechte reis naar Jeruzalem vinden, om daar bij die blijde zangers te mogen staan? Als de reis door de woestijn hier ten einde is, wat dan? Welgelukzalig diegene, die vrij van zonden en schuld eeuwig in die stad mag wonen en daar Zijn Naam mag verheerlijken. Maar wee de mens, die reist naar de stad des verderfs.
Ook aan het leven van onze jongeren knaagt de worm des doods. Jullie zijn ook op reis. Dit is niet altijd zo geweest, want Adam en Eva waren niet op reis. Ze hadden in het paradijs een vaste woning. Maar sinds de zondeval zijn zij en wij allen op reis naar de Rechter. Hoe zal het daar met je aflopen? Het is nog het heden der genade. Nog gaat de roepstem uit: Keer weder tot Mij. In welke richting staan onze voeten? Wee de jongen, of het meisje die onbekeerd is. Hij en zij reizen voor eigen rekening, dadelijk moeten ze sterven en de overtocht zelf betalen. De Rechter zal dan zeggen: Betaal hetgeen je schuldig zijt. Dan is het heden der genade voorbij en zullen we komen in de plaats van de rijke man. Geen blij vooruitzicht wat ons streelt, maar eeuwig te moeten branden in de vuurvlammen der hel. Zonder vooruitzicht er ooit uit verlost te zullen worden. De Heere schenke jullie het ontdekkend licht van de Heilige Geest om je zwarte ziel te leren kennen. Om door die weg rust te vinden in Immanuël. Waar de dichter van zingt in Psalm 65:
 
Daar zal ons 't goede van Uw woning verzaden, reis op reis.
En 't heilig deel, 0 grote Koning Van Uw geducht paleis.
Gij, Gij zult vreselijke dingen
Ons, in gerechtigheid,
Doen horen, en ons blij doen zingen Van 't heil, voor ons bereid.