Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.                Johannes 15: 1.
 
De Heere Jezus heeft gesproken in gelijkenissen. Hij gebruikte beelden uit de natuur om Zijn komst op aarde te verduidelijken. Vooral om de betekenis van het Koninkrijk der hemelen uit te leggen gebruikte Hij veel bekende beelden uit de natuur. In de gelijkenis van de ware Wijnstok, de Landman en de ranken gaat het om Zijn werk in het hart van een zondaar nader te verklaren. Hij spreekt over Zichzelf en over Zijn Vader. In deze gelijkenis noemt Hij Zichzelf de Wijnstok. Hij de Koning der Koningen vergelijkt Zichzelf niet bij een grote eikenboom, maar bij een geringe wijnstok. Het is een lage, onmogelijke stam in de wijngaard. Als Hij Zich hier zelf niet mee had vergeleken zouden wij het niet gedurfd hebben. Want de stam van een wijnstok is een onooglijk gezicht. Zo heeft Hij Zichzelf vernederd, vernietigd, Zijn Goddelijke Majesteit afgelegd. In Zijn leven, lijden en sterven was Hij als een rijsje uit een afgehouwen tronk, als een wortel uit een dorre aarde, had Hij geen gedaante of heerlijkheid als wij Hem aanzagen. Er was geen gestalte aan Hem, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was de Man van Smarten, verzocht in krankheden. Hij was veracht. Maar juist door die diepe ellende en vernedering is Hij de ware Wijnstok, de Middelaar Gods en der mensen.
In Gods Woord wordt de wijnstok als beeld gebruikt om geestelijke zaken te verduidelijken. In Israël nam de wijnstok naast de olijfboom een eerste plaats in. Wanneer de Heere hier spreekt over de wijnstok en de ranken beschrijft Hij de verhouding tussen Hem en Zijn volk. Zonder vereniging met Christus zijn wij geen ranken. Van nature zijn wij dood in misdaden en zonden. Niet één mens brengt van nature vruchten voort, dan alleen vruchten des doods. We moeten ons vergelijken bij de wilde wijnstokken, waarvan de vrucht is vergiftigd. Denkt u maar aan wat ons beschreven wordt in 2 Koningen 4, waar de zonen van de profeten uitgingen en een wilde wijnstok vonden. Maar de dood was in de pot. Er zijn dus ook wilde, wijnstokken met vergiftigde vruchten. Het is schriftuurlijk om de onbekeerde mens daarmee te vergelijken.
In Deuteronomium lezen we: hun wijnstok is uit de wijnstok van Sodom, hun wijndruiven zijn vergiftigde wijndruiven, zij hebben bittere beziën. Wij zijn uit de wijnstok van Sodom en brengen vruchten van Gomorra voort. Met andere woorden: wij zitten op de verkeerde stam, de oude stam van Adam.
In deze gelijkenis vergelijkt de Heere Jezus Zich bij de ware Wijnstok die alleen goede vruchten voortbrengt. Uitsluitend Hij alléén! De  Wijnstok heeft ranken, die uit de wijnstok voortkomen. En zo komt de Kerk nu voort uit Christus Zelf, gewerkt door de Heilige Geest. Weet u wat er met ons gebeuren moet: wij moeten worden afgesneden van onze natuurlijke stam om te worden ingeënt in de wijnstok Christus. Die inlijving in Christus, is een verborgen en Goddelijke daad, waarin de uitverkoren zondaar geheel lijdelijk is. Zij worden door de Heilige Geest Christus ingeënt.
 
U stelt de belangrijke vraag: Hoe doet of werkt  de Geest Gods dat? Hoe weet ik dat dit ook in mijn leven heeft plaatsgevonden? Want ik ben bang mij te bedriegen voor de eeuwigheid. Kunt u daar wat over zeggen? Dat wil ik proberen. Alleen er wat over zeggen is echter tekort voor de eeuwigheid. We zullen er uit bediend moeten worden, zullen we zielsondervindelijke kennis dragen aan deze zo belangrijke zaak.
Hij snijdt ons af van onze oude Adamsstam. De Geest haalt het mes tussen ons en de wereld door, daar heeft een afsnijding plaats en dat is heel wat anders dan wat zonden te laten en een beetje goed te doen, zoals tegenwoordig zoveel gevonden wordt. De Heilige Geest maakt die afgesneden mens pasklaar en dat gaat gepaard in de weg van overtuiging en ontdekking. En dan brengt de Heilige Geest die pasklaar gemaakte ent in Christus, daartoe zijn insnijdingen gemaakt in de ware Wijnstok Jezus. We moeten dus bevindelijk van stam verwisselen. Onze staat moet in Christus vernieuwd worden. Laat u niet wijs maken dat dit niet noodzakelijk zou zijn, het gaat op een eeuwigheid aan! Nogmaals, wij moeten van onze oude Adamsstam afgesneden en door Goddelijke bewerking in Christus ingeënt worden om met Hem één te zijn.
Hebt u hier, op goede rechtsgronden, kennis aan? Hebt u het wel eens benauwd dat u buiten Christus ligt en dat gekend moet worden? Ach, u kunt hier mee instemmen en het belijden en er toch niets van begrijpen. Het kan ook zijn dat we er niet mee instemmen en de noodzakelijkheid van de persoonlijke Goddelijke bekering ontkennen. Of een historisch geloof verwarren voor een waar zaligmakend geloof. Of dat u, op grond van een onjuiste verbondsbeschouwing, uzelf er hebt bijgezet. Dat kan gepaard zijn gegaan met indrukken van dood en eeuwigheid en toen bent u aan het pleiten gegaan om het geloof in de Heere Jezus te mogen ontvangen. U bent met de eis van geloof aan het werk geslagen en meent met uw ernstig leven en uw geloof nu een kind Gods te zijn. U hebt na veel strijd de Heere Jezus aangenomen als uw Heiland en meent nu gered te zijn van het toekomende oordeel. U bent dicht genaderd tot de deur, menende straks binnen gelaten te worden. En toch vergist u zich. U bedriegt u. Het bewijs? Uw boosheid in het hart tegen een ontdekkende prediking of meditatie. We mogen elkaar niet blindelings laten verloren gaan. Elkaar in liefde waarschuwen daar hebben we meer aan. Leg uw boosheid van u en bekeer u tot de Heere. Dat betekent: bidt de Heere om ontdekkend licht te mogen ontvangen.
Wat we nodig hebben is een rank in de Wijnstok te zijn. Het is zeker waar dat er een eeuwige vereniging is tussen Christus en Zijn Kerk in Gods Raad. Zei Jezus niet: Vader, ze waren Uwe, doch Gij hebt ze Mij gegeven. Gods volk is in Hem uitverkoren van voor de grondlegging der wereld. Doch die Hij verkoren heeft die heeft Hij ook geroepen en die Hij geroepen heeft die heeft Hij ook verheerlijkt.
Er kan nooit een band zijn tussen Christus en ons eigen ik. Daarom moeten al onze eigengerechtigheden de dood in en worden verbroken en door een levend geloof moeten wij in Hem zijn ingeplant. Uit deze levende geloofsgemeenschap vloeit nu ook een leven der gemeenschap met Hem voort. Blijft in Mij en Ik in u. Gelijk de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet blijft in de wijnstok, alzo ook gij niet, zo gij  in Mij niet blijft.
Belangrijk is daarom de onderzoekende vraag of we een rank zijn in de ware Wijnstok? Persoonlijk: bent u echt met Jezus verenigd geworden? Paulus zegt: ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij. Het nabijkomende christendom kan als een plant klimmen langs de wijnstok, dicht bij Hem zijn en toch een eeuwigheid van Hem verwijderd zijn, omdat zij niet in Christus verenigd en met God verzoend zijn.
Ik zag in het bos bij Ommen enkele dode bomen. Maar om die bomen groeide veel klimop. De dode bomen leken levend. De dood werd bedekt met het groene klimop. O, wat ligt het nauw, ja zeer nauw.
Wat zullen er velen biddend verloren gaan en gelovend in de hel belanden, omdat hun bidden en geloven een product was gelijk het klimop langs de dode bomen. Klimop langs een wijnstok. De vruchten gezien aan de ranken menende zelf een levende rank te zijn. Het was enkel verbeelding.
Bijna thuis en toch voor eeuwig verloren en dat om eigen schuld.