Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

De eekhoorn
 
Ik had de Heere gevraagd om een blijk van Zijn gunst te mogen ontvangen. Een Goddelijk of hemels bezoek ben ik niet waardig. Want of zou de hele wereld naar ons omzien en de Heere niet dan is het nog leeg en loos. Dan is het een arm leven. Er naar te verlangen en geen recht te hebben op Zijn komst. Het ligt alles verzondigd en verbeurd. Alleen in Christus buigt de Heere neer om tot de ziel te spreken. O, dat spreken Gods veroorzaakt een diepe buiging en vernedering van het hart. Dat brengt in het stof om de zonden te bewenen.
Ik had gebeden om hemels bezoek en weet u wat voor bezoek ik kreeg? Één van de eersten die mij op mijn verjaardag kwam bezoeken was de eekhoorn. Heel parmantig stak hij de weg over en huppelde langs het raam voorbij. Daar moest mijn plaats zijn, tussen de beesten. Gelijk Mefibóseth het beleed: ik ben een dode hond of als Asaf: ik ben een groot beest bij U. Jezelf te leren kennen als een onwaardige, ja als een doemeling. Eerst een bezoek brengen bij de dieren des velds. O, wat een Goddelijk onderwijs ligt daarin opgesloten. De Heere wil bemoeienis hebben met een zodanig beest van een mens. Die geneigd is om als een eekhoorn te klimmen in de hoogste boom. In de boom van eigengerechtigheid en vleselijke vroomheid. In de boom van eigen bekering en kenmerken van wedergeboorte. Om vanuit de hoogte laag neer te zien op de schare die de wet niet kent. Maar de Heere weet ze uit die boom te schieten door de pijlen der ontdekking. Dat Hij van doen wil hebben met zulke hoogklimmers, maar die brengt Hij dan eerst in het stof. In de diepte der hel, in de verootmoediging. Hij maakt plaats voor Zijn eigen werk. Wanneer Hij Zijn majesteit komt te openbaren dan wordt alles schuld van binnen. De vrucht daarvan is: sterven aan die beestenboel van binnen. Hij moet wassen en ik minder worden. Hoe meer het ontdekkende licht daarover opgaat des te groter dat beest van binnen er uit komt te zien. Dat geeft een walging in de ziel. Dat zegt de Heere dan ook in Zijn lieve Woord: Ik zal maken dat ze een walg aan zichzelf krijgen. Jezelf verfoeien in zak en as. Dan draag je de dood om Christus wil in je om. Dan kun jezelf niet feliciteren, maar condoleren. Dat blijft er toch over na ontvangen genade: ik ben een doemeling in Adam. Hoort Paulus dan eens getuigen: ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij.
Ja, dat is het leven, het ware geestelijke leven. Daarin verheerlijkt de Heere Zijn eigen werk. De Heere doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen en Hij doet weder opkomen.; de Heere maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij.
Zo mag er over blijven: In God zal ik het Woord prijzen; in den Heere zal ik het Woord prijzen. Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?