Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

"Ik ben de Deur der schapen".         (Johannes 10: 7).
 
Geliefden. Het Evangelie van Johannes beschrijft ons de bekende geschiedenis van de Goede Herder. Ook de kinderen kennen deze geschiedenis die ons het liefelijke beeld tekent van een herder met zijn schapen. Het is het beeld van de Heere Jezus met Zijn volk. Op Gods bevel werd Hem door de deurwachter, dat was Johannes de Doper, opengedaan en zo is de Heere Jezus als een Herder der schapen tot Zijn kudde ingegaan. Als de Herder kent Hij elk van Zijn schapen bij hun naam en ook de schapen kennen hun Herder. Een vreemde Herder zouden zij niet volgen. De Heere Jezus echter volgen zij als de Herder, omdat zij Zijn stem kennen.
Onder schone- en liefelijke beelden predikte de Heere, maar hun, door de zonde verduisterde verstand, begreep niet wat Hij bedoelde. En daarom gaat Hij met al het geduld wat Hem eigen is verder te spreken. Hij predikt hen dat Hij niet alleen de Herder is, maar ook als Herder, de Deur der schapen. Lieflijk klinkt het van Zijn lippen: "Ik ben de Deur der schapen". Om deze uitdrukking goed te verstaan is het nodig te weten, dat de Oosterse schaapskooi een omheinde of ommuurde ruimte in de open lucht was, voorzien van een deur. Als nu de herder de schapen zou in - of uitlaten, dan nam hij zelf de plaats in van de deur door zich in de deuropening op te stellen en dan liet hij de schapen één voor één in - of uitgaan, zodat hij ze kon tellen of ze er allen waren. Deze Oosterse gewoonte heeft Jezus voor ogen, als Hij spreekt: Ik ben de Deur." Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden". Ik ben de Deur! Christus is de toegang tot het Koninkrijk Gods. Door vrije verkiezende genade Gods is er een gemeente op aarde, waarvan geldt het woord: "Vreest niet, gij klein kuddeke, want het is Uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven". De Kerk des Heeren wordt ons voorgesteld onder het beeld van een schaapsstal. En nu is het nodig dat wij al in dit leven in die stal zullen ingaan, zullen wij in de dag van het gericht gesteld worden aan de rechterhand van Christus. Daarom is de vraag zo belangrijk: Hoe zal ik in die stal der schapen inkomen?
 
Als wij niet in de schaapsstal zijn, zijn we dan ook geen schaap van de Goede Herder?
Neen, geliefden dat zijn wij van nature niet, niemand! Kunnen we dan zelf niet door de deur ingaan tot de schaapsstal? Neen. Luister eens! Oorspronkelijk had God het in de hand van de mens gelegd zich toegang te verschaffen tot de volle zaligheid. Dat was vóór de val in de staat der rechtheid. Wat was dat heerlijk voor de mens. De deur tot God was geopend. Maar hoe heerlijk dat Paradijsleven ook was, het was nog niet de volle gelukzaligheid van het rijke hemelleven. De mens kon langs de weg van de gehoorzaamheid in het bezit komen van die eeuwige zaligheid. We zouden het zo kunnen zeggen: GEHOORZAAMHEID was toen de deur tot de zaligheid.
Doch de mens werd opgestookt door de duivel om Gods gebod ongehoorzaam te zijn. Met het trieste gevolg dat de deur naar het Paradijs werd afgesloten. De deur viel in het slot. De toegang tot het Koninkrijk der hemelen ligt versperd door de steenblokken van zonde en schuld. Hoe de mens ook werkt, hij is niet meer in staat om die versperring uit de weg te ruimen.
De deur naar de hemel is gesloten. De deur naar de hel ligt geopend, de toorn Gods brand er tot in alle eeuwigheid. Dat is het gevolg van de val in Adam in de hof van Eden. De mens stortte van de top van eer in een geestelijke verwoesting neer. Afgesneden van het leven met God. De deur ging open naar de lichamelijke - geestelijke- en eeuwige dood. Wij allen zijn door de zonde verdoemelijke zondaren voor God geworden, op weg en reis naar de eeuwige duisternis.
Is dan alles verloren? Ja, alles is verloren, we kunnen onszelf niet meer redden. U zegt: maar ik lees in de tekst dat de Heere zegt:" Ik ben de Deur". Dat is Gode zij dank waar, maar hoe weinigen hebben behoefte om door deze Deur in te gaan?
Neen, aan deze Deur staat men niet in grote aantallen te dringen om binnen te komen, zoals voor de ingangen van o.a. sportvelden. Of zoals 's avonds wanneer men zich met miljoenen tegelijk verzameld rond het gouden kalf van deze eeuw (de televisie) om zich met het gif van de duivel te laten inspuiten. De duivel heeft zoveel geopende deuren in de wereld, en binnen de godsdienst houdt hij 'open deurdiensten", vooral in de afgelopen zomermaanden op campings en aan de stranden. Zo'n beetje godsdienst bedrijven vindt de duivel nog wel mooi, vooral als hij daarmee zielen kan verleiden voor de eeuwigheid. De Deur Christus wordt niet gezocht. Jong en oud zoeken andere deuren, die toegang geven tot de vermakelijkheden van deze wereld.
Welke deuren zijn dat? Zullen we er enkele noemen:
 
De deur naar de abortus- klinieken, de moordspelonken van de satan;
De deur naar de bars en cafés en de disco - avonden;
De deur naar de winkel  met verderfelijke lectuur, de pornografische lectuur;
De deur naar de bios en de deur naar de kaartspelen;
De deur naar wereldse vrienden en vriendinnen;
De deur naar het uitgaansleven, de dansstudio;
De deur naar het open Internet, radio en T.V.
Het is niet zo moeilijk om het lijstje aan te vullen. Maar genoeg. De duivel zet de deuren voor jong en oud wagenwijd open. Hij is overal koning en hij roept het een ieder toe: ik ben de deur, wie door mij ingaat zal plezier vinden. Jan zegt tegen Jantje, ga vanavond met mij mee, schik maken en plezier beleven aan de zonde.
Hoe staat het met de verhouding van man en vrouw? In verschillende streken gaan de buren in de winter bij elkaar op visite om gezelligheid te zoeken. Gelukkig niet altijd, maar roddelen over Jan en alleman is soms aan de orde. De jeneverfles ontbreekt niet en rare taal is geen zeldzaamheid. Men zit elkaar vet te mesten voor de komende slachting.
Ga maar door, nee, ga juist niet door, want weet dat God ons om al deze dingen zal doen komen in het gericht.
Maar eens zal de deur gesloten zijn. Dat zal een ieder van ons ervaren als hij bij het sterven niet is binnengegaan. Dan wordt de deur der genade gesloten, om nooit weer open te gaan. Wie dan in de plaats van de duisternis is neergedaald en daar in angst en smart nog vraagt: is er een deur? Die zal geantwoord worden: voor u niet meer, u hebt uw tijd gehad. Die tijd heeft u verbeuzeld met de afgoden van de wereld, de deur is onherroepelijk gesloten.
Laat ons goed bedenken, als de oordeelsdag daar is en de oordeelsklokken luiden, dan gaat de deur voor eeuwig op slot. Dan is er geen mogelijkheid meer om binnen gelaten te worden. En dan moeten we met de dwaze maagden horen: Ik ken u niet.
Geliefden, wat staan we toch weinig stil bij de mogelijkheid dat ons dit overkomt. Ach, zondags in de kerk is het niet zo moeilijk er mee bezig te zijn, maar de daarop volgende dagen, wie is er dan bezig met deze levensvragen? Wie zoekt de Deur der schapen? Eens wordt hij gesloten!
 
Als God een mens bekeert, komt hij er achter dat de deur gesloten is vanwege zijn zonden en ongeloof. De bange klacht kan er zijn in het hart: hoe kom ik in die schaapsstal?
Dan zullen we daar eerst gebracht moeten worden. Niemand kan tot de schaapsstal komen, tot de Deur, tenzij de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke. De Heere brengt Zijn volk op die plaats, een volk dat Hij in de stilte der eeuwigheid heeft uitverkoren.
Wonder, die verkiezende liefde des Vaders, gegrond op het Borgwerk van Christus. Er is dus een mogelijkheid om van dood en hel verlost te worden. Een mogelijkheid bij God vandaan. Hoe wordt Hij ooit de mijne?
We moeten maar beginnen waar God begint en dat is om Zijn volk het stuk van de ellende bevindelijk te doen kennen. Hij spreekt in het hart: Ik leef en gij zult leven. Hij doet de zondaar opstaan uit de geestelijke dood tot het leven. Wat is Christus toch groot in het zalig maken van zondaren. Hij doet alles Zelf, Hij brengt ook alles Zelf mee.
Dit staat overal in Gods Woord en wordt door Gods volk ervaren. Vraagt het maar aan dat volk, dat hun zonde leerde kennen en in de schuld kwam voor God. Met al hun werken bleven zij van God gescheiden. Niet door de deur van hun tranen, gebed, boetvaardigheid, offers, of wettischsisme. In verbrokenheid en verslagenheid leren ze klagen: ik heb tegen U, ja U alleen misdreven. Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog. Het is niet alleen dit kwaad dat roept om straf, neen, ik ben in ongerechtigheid geboren. Mijn zonde maakt mij het voorwerp van Uw toorn, reeds van het uur van mijn ontvangenis af.
Heerlijk. Als in de benauwde uren, de deur der belofte opengaat, door de vrije ontfermingen Gods. De Heere heeft Zich aan Zijn Woord verbonden dat zegt: klopt en u zal opengedaan worden. Nog nooit is ook maar één verslagene van geest, nog nooit is er één heilbegerige zondaar van die deur weggezonden.
Ja maar zegt u, en Ezau dan, die zocht toch ook onder tranen des berouws de Deur, maar vond Hem niet. En Judas en Kaïn dan? Dat is waar, maar die zijn gaan zoeken, zonder dat de Heere begonnen was in hun leven. God was niet met hen begonnen. Echter, waar het zuivere Godswerk wordt gevonden, daar zal een zondaar vanuit het godsgemis gaan zoeken en ook vinden. Zij zullen vanuit hun zielennood gaan kloppen op de gesloten deur en die zal op Gods tijd en wijze worden opengedaan. Als uw hart hier voor is opengegaan: dat er voor een doemeling in Adam nog een mogelijkheid is om gered te worden van de toekomende toorn van God, dan kan dat al troost geven.
Wat een verruiming is het zien van die geopende Deur in het midden der ellende. In de onmogelijkheid een mogelijkheid bij God vandaan. In Christus de Deur. Hij is de Deur die gemaakt is van het hout van de ware levensboom en die draait op de gouden scharnieren van het welbehagen Gods.
Zijn Borgwerk is de Deur die toegang verschaft tot het Vaderharte Gods. De Deur is in Christus ontsloten. Daar gaan alle schapen en lammeren binnen om aan de kudde te worden toegevoegd, in de weg van wedergeboorte en bekering.