Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Simson de eerrover
 
Simson heeft de Filistijnen een verpletterende slag toegebracht. Gedreven door de Geest des Heeren heeft hij de overwinning behaald. Maar wat zien we nu? Simson toch! Zijn borst verheft zich met trots. Hij gaat zich beroemen op zijn macht en grootheid. Hij heft zijn nietig wapen omhoog en breekt uit in een jubelzang: Met een ezels kinnebak een hoop, twee hopen, met een ezels kinnebak heb ik duizend man geslagen. Dat is verkeerd van Simson, ja, dat is zondig. In plaats van een ootmoedig danklied over Gods hulp, gaat hij zichzelf verheerlijken en grootmaken. Hij had Gode de eer moeten geven, door Wiens kracht hij heeft overwonnen. Nu schrijft hij het heil toe aan eigen arm: Ik, Simson, met enkele ezels kinnebak, een hoop, twee hopen, duizend man. We mogen hier ook lezen: met één ezel heb ik duizend ezelen geslagen. In zijn ogen zijn de Filistijnen ezelen. Hij bedoelt te zeggen: die Filistijnen zijn zo dom als een ezel. Ze hebben immers te vroeg gejuicht. Simson drijft hier de spot met de Filistijnen. Met een geraamte van de kop van een ezel, heeft hij duizend Filistijnen gedood. Zijn moed ontaardt in overmoed. Dat kan nooit goed gaan. De Heere heeft gezegd: Wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden. God wederstaat de hovaardige en werpt hen neder. Alles wordt radicaal afgebroken als het in strijd komt met Gods eer. In Richteren 16: 16 kun je lezen dat Simson zijn eigen "ik" op de voorgrond plaatst. Hier blijkt hij een rasechte Adamskind te zijn. Wie niet vreemd is aan het ontdekkende werk van Gods Geest zal zich niet boven Simson gaan verheffen. Met schaamte moet beleden worden deze zonden in eigen hart tegen te komen, iedere dag weer opnieuw. Ook in het leven van Gods kinderen komt openbaar dat zij eerrovers zijn van Gods werken. Die oude mens tracht als een roofvogel God Zijn eer te ontnemen. De gevaarlijkste momenten liggen achter de tijd dat de Heere grote verlossing heeft geschonken. De duivel is dan op het oorlogspad om de Kerk te doen vallen. In de strijd had Simson hier geen tijd en aandacht voor. Maar daarna wel. Gods kinderen kunnen daarom de strijd niet missen.
Zonder strijd gaan ze de hoogte in met hun bekering, met hun uitreddingen, met hun bevindingen en gestalten. Ze zijn dan net als Simson: Met de borst vooruit vertellen ze dan hoe bekeerd ze wel zijn. De christen wordt dan opgebouwd in de christen en dat is fout. Nodig is dat de christen wordt afgebroken in zichzelf om gebouwd te worden in Christus. Niemand gaat hier vrijuit. Steeds weer dringt het eigen ik zich op de voorgrond en speelt ons parten. Als God ons Zijn gaven schenkt, hoe zijn we geneigd zelf de roem daarvan weg te dragen en ons daarop te verheffen! We kunnen dan al aardig schrijven, we vinden onze eigen artikelen in Kerkbladen natuurlijk het beste, daar kan niemand tegen op. We kunnen goed preken en bidden. We hadden wat meer beroepen verwacht, eigenlijk dom van die gemeenten om ons voorbij te gaan en een beroep op een ander uit te brengen.
  Simson vond een ander een ezel behalve zichzelf. De Heere schenke ons zelfkennis vanuit Gods heiligheid.
Jonge vrienden, de Heere gaat Zelf ingrijpen in het leven van Simson. God zal hem duidelijk laten voelen, dat hij met al zijn kracht toch niets is, enkel ijdelheid. We lezen in vers 18: Als hem nu zeer dorstte. Dat is van de Heere geschied om Simson te vernederen. Daar zit hij nu onder de felle zonnestralen, afgemat en uitgeput. Nergens is er op korte afstand een schuilplaats te vinden. Nergens in de omtrek een beek of rivier te bespeuren. En hem dorstte zeer. Ziet hem staan, de geweldige, hulpeloos als een klein kind. Ach, had hij maar één slok water om zijn brandende tong te koelen. Simson, wat baat al uw kracht? Nog feller brandt de zon, en zijn tong kleeft aan zijn gehemelte. Het duizelt hem. Hij voelt zijn krachten wijken en bezwijken. Hij voelt zich slap en machteloos worden. Als nu de vijanden terugkeren, zullen zij een gemakkelijke prooi aan hem hebben. Vanwaar zal zijn hulp komen? Alleen van de Heere. Er is slechts één uitweg en die zoekt hij. Nu wordt deze
held zeer klein. Hij buigt zich neer en een innige smeekbede komt over zijn lippen. Maar eerst een schuldbelijdenis. Hij zegt: Heere, Gij hebt door de hand van Uwen knecht dit grote heil gegeven. Gij, Gij hebt het gedaan. Nu ziet hij, dat zijn eigen hand hem niet gered zou hebben zonder Gods rechterhand. En daarom belijdt hij zijn ernstige zonde. Hij geeft ootmoedig aan God de eer terug, die hij zich had toegeëigend. Om tot deze belijdenis te komen moest de Heere hem brengen tot aan de rand van de dood, ja een verschrikkelijke dood in de weg van het dorst lijden. Toch, zien we hier ook uit, dat de Heere Zijn eigen werk in stand houdt. Wat Zijn hand begonnen is zal Hij ook voleindigen. Anders was het voor de Kerk een verloren zaak. De zaligheid ligt voor de uitverkorenen vast in het eeuwige welbehagen des Vaders. Hun namen, ook van Simson, zijn gegraveerd in Zijn beide handpalmen. Geloofd zij God met diep ontzag!