Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Een schone naam.
 
En zie, er was een man met name geheten Zachéüs; en deze was een overste der tollenaars, en hij was rijk.
Lukas 19: 2.
 
Een schone naam heeft hij van zijn ouders meegekregen: Zachéüs. Zijn naam betekent: de reine, de heilige, de zuivere, de onberispelijke, ja de schone. Draagt hij deze naam met ere? Neen, zijn naam dient als een schone vlag die een verderfelijke lading dekt. Een mooie naam te dragen wil niet zeggen dat we dan ook automatisch de zaak bezitten. De betekenis van de naam Zachéüs en de praktijk van zijn leven staan lijnrecht tegenover elkaar. In werkelijkheid is hij heel anders dan zijn naam ons doet vermoeden. Het zag er bij hem volstrekt niet naar uit dat hij Gods reine zou zijn. Er was meer reden voor hem om te klagen: was mij wel van mijn ongerechtigheden en reinig mij van al mijn zonden en verberg Uw aangezicht niet van mij en delg uit al mijn ongerechtigheden. Hij was geen reine, geen onberispelijke, want van nature was hij en zijn ook wij door en door goddeloos. Van nature zijn we niet rein, maar melaats. Zo'n afschuwelijk beeld vertoont de gevallen mens.
Onze tekst begint met de woorden: en zie, er was een man. We worden met deze woorden gewezen op een mens. En dat is een gevallen Adamskind. Vervreemd van het leven Gods. Eens een beelddrager Gods. Maar nu door de zonde wanschapen, dervende de heerlijkheid Gods. Zijn heden is ellende, liggend onder de toorn Gods. Zijn toekomst is de eeuwige rampzaligheid. Rechtvaardig verworpen en buiten geworpen in de buitenste duisternis der hel, zoals hij van nature is. Hij zal rechtvaardig verdoemd worden als een vijand van God.
We lezen verder: en deze was een overste der tollenaren.
Dat waren in de dagen van de Heere Jezus geen betrouwbare en beste mensen. Integendeel. Tollenaren waren landverraders, overgelopen naar het kamp van de vijand. De Romeinen hadden een bezettingsmacht in Israël die de Joden onderdrukten en vernederden. Tollenaren stonden bekend als verloren zonen van het huis van Israël. Tollenaren stonden in dienst van de Romeinen om belastinggelden te innen van hun landgenoten. Wie niet wilde betalen werd door de tollenaren hard aangepakt. En nu lezen we dat Zachéüs, een overste der tollenaren was. Hij had de leiding over velen. Hij was de chef. Zo'n functie kon alleen bereikt worden wanneer niets en niemand werd ontzien. In vers 8 lezen we dat hij belijdt een gewetenloze dief te zijn, door met bedrog veel te hebben ontvreemd. Geen wonder dat deze mensen in een kwade reuk stonden bij het volk. De echte Jood moest niets van hen hebben. De tollenaren maakten zich nog meer gehaat door hun afpersingsmethoden. Als de Heere Jezus een zondaar bij uitnemendheid wilde noemen, sprak Hij de woorden: ze zijn als een heiden en tollenaar.
Ook de Heere keurde de daden van de tollenaren niet goed. Maar toch heeft dat de zaligheid van deze man niet verhinderd. De zaligheid hangt niet af van de mens. De grond van de zaligheid ligt in God en in Zijn eeuwige verkiezende liefde. En wie van eeuwigheid is gekend die wordt zalig, al zou hij de slechtste van alle mensen zijn. De Heere zegt: Ik zal zeggen tot het Noorden, geef en tot het Zuiden, houdt niet terug, breng Mijn zonen van verre en Mijn dochters van het einde der aarde. Als dit niet zo was, wie zou er dan zalig worden? Niemand.! Deze belijdenis geeft echter niemand het recht om te zondigen en in onverschilligheid verder te leven. Of zich te verschuilen achter de verkiezing van eeuwigheid. Schenke de Heere het ontdekkende licht van Zijn Geest in ons hart.
We lezen verder in vers 2: en hij was rijk.
Het werk in dienst van de Romeinen had hem geen windeieren gelegd. Op welke manier hij rijk werd interesseerde hem niet. Als zijn beurs maar gevuld werd. Hij was een slechte, oneerlijke man.
Deze man had alles tegen om genade te ontvangen.
Eerder zal een kemel ingaan door het oog van een naald dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk der hemelen.
Hij had alles tegen, maar wij ook. Als we alleen maar stil blijven staan bij het leven van Zachéüs zijn we verkeerd bezig. De vinger Gods wijst een ieder van ons aan: Gij zijt die man. Ook al hebben we geen besmet leven als hij. De wortel van de zaak ligt in ons aller hart. Wat we nodig hebben is de ontdekkende werking van God de Heilige Geest. Zonder deze ontdekking stellen we ons boven Zachéüs. Genade leert dat we onze schone naam hebben verloren door onze zondeval in Adam. Genade leert dat we ook rijk zijn en hebben geen dings gebrek. Rijk voor de wereld, maar arm voor de eeuwigheid.
Arm aan godsvrucht, arm aan geestelijk leven. We zijn afgesneden van de Bron des levens, waardoor we zijn verzonken in de geestelijke dood. Hoe moet dat nu?
We lezen in vers 1: en Jezus ingekomen zijnde, ging Hij door Jericho.
In deze enkele woorden ligt het geheim verklaard. Jezus kwam. Het gaat van God uit. Hij, gezonden door de Vader, om de verlorenen te zoeken. Het is het eeuwige welbehagen, genade alleen heeft God bewogen naar zulke om te zien.
De Heere Jezus zoekt verloren doemelingen. En waarom doet Hij dat? Om Zijn volk zalig te maken! Verloren zondaars bemint Hij met een eeuwige liefde. Daarvoor doet Hij alles om hen te vinden en zalig te maken. Hij maakt Zijn volk zalig op grond van recht en gerechtigheid. Door hen te bekeren en staande te houden, te vertroosten en te zaligen. Christus is niet gekomen voor al wat verloren is, dat zijn de duivelen ook.
Christus is niet gekomen voor al de verloren Adamskinderen, want dan zouden ze ook allen zalig worden.
Er is geen algemene verzoening. Wat wel algemeen is: alle mensen hebben door de val in Adam God verworpen.
Gode zij dank is er wel een bijzondere verzoening. Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, veelmeer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven.
We willen elkaar een vraag stellen. Bent u al door Hem opgezocht en gevonden? Dat is zo noodzakelijk te kennen, want wij zoeken niet naar God. Ik ben gevonden van hen die naar Mij niet vraagden.
Hoe werkt de Heere dat?
Een voorbeeld: een man is aan de Schotse kust bezig met gevaarlijk werk. Met een touw om zijn middel, vastgemaakt boven aan de rots, slingert hij van wand tot wand. Doch geen nood, het touw is sterk genoeg. Maar niet, daar begint het touw te rekken. Vol schrik ziet hij dat het touw langzaam maar zeker wordt doorgesneden door een scherpe rotswand. De schrik slaat hem om zijn hart. Verschrikkelijk. De afgrond en de zee beneden hem en nergens hulp. De man roept en schreeuwt vol angst. Ziet, daar staat een helper beneden hem. De man roept: laat los, want ik zal u grijpen. Maar de angstige man durft niet, de afgrond, de zee beneden. Hij zou nooit hebben losgelaten als het koord niet was doorgesneden. De laatste vezel knapte af en hij viel in de armen van zijn redder. Dat is een zwak beeld van Gods volk, als zij met God van doen krijgen. Zij laten, gebonden door hun koorden, niet los. Want de zee van Gods toorn bruist zo verschrikkelijk daar beneden. De afgrond roept tot de afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten, al Uw golven, al Uw baren  zijn over mij heengegaan.
En of er nu al geroepen wordt: laat los, het zal niet geschieden, tenzij de laatste strohalm, van Boven af wordt doorgesneden. En ziet dan gaat het met haast. Afgesneden van de oude Adamstam worden ze ingelijfd in Christus door een waar geloof. Achter de dood het leven. Achter het recht de vrijspraak, door de verdienste van Hem: de Borg van Sion. In Hem ontvangen zij een nieuwe naam die niemand kent dan die hem ontvangt. In Hem zijn ze als een ware Zachéüs, de reine, gewassen en gereinigd in Zijn Bloed.
Zo zal Zachéüs leren sterven aan zijn oude naam Het is een afstervend leven te leren kennen op de School der genade. Afsterven is een langzame dood sterven. Dat is een hartelijk leedwezen dat wij God vertoornd hebben, en daardoor de zonde hoe langer hoe meer haten en vlieden.
Zijn naam wordt gekruisigd, gedood en begraven om op te staan in- en met de Reine. Dat betekent een hartelijke vreugde in God door Christus, en een ernstige lust en liefde om naar de wille Gods in alle goede werken te leven. Door de geloofsvereniging met Christus leren Gods kinderen dat er slechts één schone Naam gegeven is onder de hemel, de Andere Zachéüs. Hij i8s de Reine en in Hem is de Kerk Gods rein, omdat ze op bevindelijke wijze gewassen zijn van al hun zonden in Zijn bloed.
Wat een schone Naam draagt de Heere Jezus: De Reine. En dat voor zo'n onreine als ik ben. Onbegrijpelijk wonder van Gods opzoekende zondaarsliefde.