Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

De blik van Jezus!
 
En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende zag Hij hem, en zeide tot hem: Zachéüs!
Lukas 19: 5.
De Heere Jezus blijft stilstaan voor de vijgenboom waar in Zachéüs verscholen zit. In de voorbede die in de consistorie en op de preekstoel gedaan wordt, komen vaak de woorden voor: Heere, gaat U de rijen nog eens door om zondaren te bekeren. Nodig is dat Hij stil staat en ons niet voorbij gaat om een pijl af te schieten in ons hart. Wanneer we door Zijn pijl in het hart worden getroffen vallen we dood neer aan Zijn voeten. Velen maken van een schampschot hun bekering. Bijvoorbeeld een gewetensovertuiging - ziekbedden  - sterfgevallen - tegenslagen of grote voorspoed. Velen maken daar een grond van, waarop zij menen te kunnen bestaan voor de rechtvaardige God. Van een tekst maken zij de Christus en menen nu te behoren bij het volk van God. Ongelukkige mensen die met een voorkomende waarheid afreizen naar de eeuwigheid. Wanneer ze gewaarschuwd worden, en daar moesten ze toch dankbaar voor zijn, worden ze boos en beginnen te schimpen over liefdeloosheid enz. De dienstknechten die waarschuwen tegen het nabijkomende werk, als vrucht van de algemenen werking van Gods Geest, worden als hard en liefdeloos afgeschreven. Menig kansel gaat voor hen dicht. Overigens is dat voor hen niet erg maar wel voor de schare die geen weet meer heeft hoe nauw het allemaal ligt. In de dagen van de Heere Jezus volgden velen Hem na. Maar niet om van Hem geleerd en door Hem bekeerd te mogen worden. Ze zochten in Hem een broodkoning en niet de Genadekoning. Hoe is het met ons gesteld op weg en reis naar de eeuwigheid?
We gaan verder met het overdenken van onze tekst.
Hoe ging dat met Zachéüs?
Wel, hij heeft niet durven verwachten wat hem te beurt viel: Jezus opwaarts ziende, zag hem. De Heere zag daar in de vijgenboom een gegevene des Vaders. Een gekende van eeuwigheid. Zijn Goddelijk oog zocht de ogen van Zachéüs. De Heere richt Zijn oog van alles af, om op te zien naar Zachéüs de tollenaar. Dat is het geheim van het Evangelie. De opzoekende liefde van Christus. Al zit deze daar in de vijgenboom, verscholen tussen het dichte gebladerte, het oog des Heeren vindt hem daar.
Een vraag: wat leest hij in de blik van Zijn oog? Is het een rechterlijke of een verdoemende blik? Neen! Niets dan opzoekende liefde, ontfermende genade. Hij, die het afgedwaalde zoekt, rust niet, totdat Hij het gevonden heeft. Want die van eeuwigheid door Hem gevonden zijn worden hier in de tijd door Hem opgezocht. Genade voor de grootste der zondaren. Ziet het hier! Hij ziet Zachéüs in de vijgenboom evengoed als een Nathanaél onder de vijgenboom. De vijgenboom speelt in het N.T. een belangrijke rol in het vervullen van Gods Raad.
Het is niet de vraag wáár de verlorene is, maar óf het een verlorene is, die redding begeert. Juist slaat Hij het oog op Zachéüs, met het voorbijgaan van duizenden anderen. Nu niet boos worden, hoor. Buig uw knieën voor de Heere en bidt Hem om ook bekeerd te mogen worden.
Waarom was het oog van Christus op Zachéüs geslagen? Was hij beter dan de andere mensen? Nee, integendeel, hij was de slechtste van Jericho. Dat is nu het onbegrijpelijke werk van vrije genade, die met haar heilsgoederen doet naar Zijn welbehagen. Zalig de mens, die als een onwaardige een blik uit Jezus oog heeft mogen opvangen. Dat doet het hardste hart smelten en het voor Hem verliezen. Wonderlijke gedachten zijn er omgegaan in het hart van Zachéüs. Wat een verschil, als hij om zich heen kijkt naar de Joden, dan ziet hij enkel vijandschap. De mensen hebben een hekel aan hem vanwege zijn zondig leven. En dat is waar, hij heeft zijn weg voor God en de naaste verdorven. Hij zal dat niet langer ontkennen maar toestemmen. Echter in de ogen van de Heere Jezus ziet hij medelijden.
Onbegrijpelijk:dat heeft hij niet verdiend. Hij dacht een rechterlijke en verdoemende blik te ontmoeten en nu dit.
Opwaarts ziende zag Hij hem. De Heere was Zachéüs gevolgd en zo volgt Hij al Zijn uitverkorenen. Hij beschermt hun leven, want ze zijn geboren om wederomgeboren te worden. En dat is een éénzijdige Godsdaad, waarin de uitverkoren zondaar geheel lijdelijk is.
Zachéüs was in de hoogte en Jezus in de laagte, de omgekeerde wereld. Hoe wordt het ooit omgekeerd?
Vrienden, we staan een voet te hoog, we zijn geen verloren mensen in eigen oog. Dat is ons beeld. En weet u wat er aan ons mankeert, we zien het niet, we belijden en bewenen niet de verlorenheid van ons verstand, onze wil, onze begeerte, onze kracht, onze ongerechtigheden, van onze verdoemelijkheid. Wij bewenen de verlorenheid van onze persoon niet. Zachéüs verliest zich. Wij denken vaak, misschien u ook wel: hoe komt het toch dat de Heere Jezus niet tot mijn ziel nadert? Het komt, omdat we niet alles hebben losgelaten en voor God in de schuld zijn gevallen. We kennen de betekenende zaak niet van het Woord: Want de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.
Zachéüs begeerde Jezus te zien, maar als het daar bij gebleven was, was het nog verloren geweest.
Want ook de schare begeerde Jezus te zien. Wij kunnen bepaalde oude schrijvers, sprekers, kerkdiensten begeren zonder hartvernieuwende genade. Bedriegen we onszelf niet voor de grote eeuwigheid!
We lezen in onze tekst: Jezus zag Zachéüs aan en daarin lag het voor hem.
Geliefden, de zaligheid is voor ons een verborgenheid, ze moet aan ons geopenbaard worden. Laat het ons tot waarschuwing zijn dat de hel vol ligt met mensen, die het verstandelijk wel goed wisten, maar voor wie het geestelijk een verborgen zaak is gebleven. Gevaarlijk als dat verstandswerk gepaard gaat met tranen en gemoedsaandoeningen. Zoals iemand met tranen in de ogen een roman kan lezen, zo kan het een mens ook gaan als hij bijvoorbeeld een bekeringsgeschiedenis leest en daardoor meent er ook kennis van om te dragen in het hart. Het moet door Gods lieve Geest onderwerpelijk worden toegepast en verklaard aan het hart.
Ziet hier. De Heere Christus staat stil en dan klinkt Zijn Goddelijke stem: Zachéüs!
Hieruit blijkt dat de Kenner der harten ook de namen van de Zijnen kent. Hier toont de Heere dat Hij de Alwetende is, de Zoon van God, voor Wie niets verborgen is. Hij spreekt ze met name toe. Zachéüs waagt het niet tot Jezus te gaan. Daarvoor kent hij zichzelf te goed. Maar dat Deze naar hem uitziet, naar hem vraagt, och dat gaat zijn gedachte te boven. Hier gaat in vervulling: En die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt.
Zachéüs! De Heere noemt Zijn schapen bij name en dan is de roeping inwendig. Dan komt God in de Zoon van Zijn eeuwige liefde. Hij heeft Zichzelf verklaard in Zijn gunst, liefde en genade en gezegd: Ziet, hier ben Ik!
Ach, en dan is de roeping ook krachtdadig. De aanbiedende hand van God in Christus heeft de hand van de uitverkoren zondaar, die krachteloos langs hem heen hangt, aangegrepen en nu ontvangt ze. Ze ontvangt wat God haar aanbiedt, dat is de Heere Jezus Christus. Ze ontvangt Zijn gunst, liefde en genade in de Zoon van God, vergeving van zonden en reiniging van het hart.
En dan is de roeping ook onwederstandelijk. Onwederstandelijkheid is niet tegen te houden, wel tegen te werken. De Heere trekt en de ziel laat zich trekken. Hier gaat het Woord in vervulling: Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
Ligt het zo ook geestelijk verklaard in de ziel? Dit ligt onderscheiden van de uitwendige roeping die tot allen komt die verkeren onder Gods Woord. Het voorrecht dat u mag opgaan onder de bediening van Gods Woord mogen we niet onderschatten. Hoevelen zijn er niet van verstoken? We mogen het ook niet overschatten, door te menen dat we beter zijn dan de ander die niet opgaat naar de kerk, of dat we ons met een uitwendige godsdienst tevreden stellen en menen dat het om deze reden wel goed met ons zal komen. Nee, we moeten gelijk als Zachéüs door en tot God bekeerd worden. Dat betekent: bij onze naam geroepen worden: en de Heere zei tot Adam: Waar zijt gij? Zo komt de Heere Zijn volk te roepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Als God Zijn Geest paart aan Zijn Woord dringt het door tot in de ziel. Dat wordt genoemd: een toepassing bij God vandaan. En dat wensen we elkaar maar van ganser harte toe te beleven. Want wie de stem van de Zone Gods gehoord heeft, die zal leven! Ja, zo is het en niet anders.
Het gaat om de Waarheid die beleefd wordt.
Zie psalm 66: 8. (berijmd)