Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Moorman (blijdschap des geloofs) 1
 
Dagelijks zijn de wegen in ons land overvol met mensen die zich verplaatsen naar hun reisdoel. Ook wij maken gebruik van de wegen. Ook wij zijn op weg en reis naar de eeuwigheid. Het doel van de reis door dit leven is de ontmoeting met de Rechter van hemel en aarde. Hij zal onze boeken gaan openen. Kunnen we dan voor de rechtvaardige God bestaan? O, onze plaats zal zijn daar waar het vuur niet wordt uitgeblust! Tenzij wij wederomgeboren worden, gelijk de Heere dat heeft geschonken aan die zwarte Moorman. Van hem lezen we in Handelingen 8: 39: Want hij reisde zijn weg met blijdschap. Begerenswaardige zaak om in je jonge leven te mogen kennen, om in Christus met God verzoend te mogen zijn.
We gaan de reis van de kamerling nog eens overdenken, me dunkt er moet wel stof tot verwondering in gevonden worden. Tussen de kamerling en Filippus zijn nauwe banden gelegd. Banden, die ook David kende toen hij zong in Psalm 119: Ik ben een metgezel van allen die Uw naam ootmoedig vrezen. Jonge vrienden, vergeet het maar niet: Banden door aardse vriendschap gevlochten zijn uit de tijd en vergaan met de tijd. Banden door Woord en Geest gelegd, binden voor eeuwig. Wel moet het de kamerling pijn hebben gedaan toen aan die banden werd getrokken en hij Filippus plotseling niet meer zag. De Heere nam hem door een wonderdaad weg. Eerst deed die scheiding hem pijn. Maar later mocht hij door genade zien, dat hij hem best kon missen. De Heere bleef zijn deel, want hij reisde zijn weg met blijdschap. Blijdschap des geloofs. Aan hem werd vervuld het woord: Want in blijdschap zult gijlieden uittrekken en met vrede voort geleid worden, de bergen en heuvelen zullen geschal maken met vrolijk gezang voor uw aangezicht, en alle bomen des velds zullen de handen samenklappen. Moorman, verblijd u in de Heere ten alle dagen.
Deze blijdschap is van een geheel ander gehalte geweest dan het loze gejuich dat we vandaag kunnen beluisteren. Jongeren met de gitaren om de nek zingen dat het een lust is. Psalmen op de gitaar wil niet zo best en past ook eigenlijk niet. Geen nood er zijn genoeg gezangen en geestelijke liederen, waarvan velen met een inhoud van algemene verzoening en vrijzinnigheid. Maar dat mag de blijdschap niet drukken. Er zit immers ritme in en dat streelt het vlees. Je moet de jongeren het geloof laten beleven op hun eigen wijze. Ze bedoelen het ook goed. Maar ik ben bang dat het niets te maken heeft met het geloof wat de Heilige Geest werkt in het hart van Gods uitverkorenen. En dat is toch alleen het echte, het ware, al het andere is immers schijn. Dat heeft geen grond voor de eeuwigheid. Het is niets anders dan vleselijke godsdienst. En wat wijst de praktijk uit van hen die zo'n jubelend christendom voorstaan? Men is een vijand van de waarheid, men staat vijandig tegenover de bevinding van Gods levende Kerk en wil een vrolijk christendom. Het roepen uit de diepte, het zuchten: Och Heere, och wierd mijn ziel door U gered, kent men niet. Men gaat al zo ver dat men durft te zeggen: Dat is vrucht van overspannen verbeelding. Zuchten wil en kent men niet meer. Een zonnig christendom vol blijdschap, dat niet anders doet dan zingen en halleluja roepen. Wij geloven, nemen de beloften des Evangelies aan... en alles wordt en komt goed.       
Jonge vrienden, zijn jullie ook op deze gronden blij? Deze blijdschap zal veranderen in droefheid. Je gelijkt op het zaad, dat haastig opschoot en terstond weer verdorde toen de zon opging. Als de zon van de verdrukking komt, ja als de doodsure aanbreekt, neemt de blijdschap een einde en roep je het uit: voor eeuwig bedrogen.
De ware blijdschap wordt geboren in de donkere nacht van de ontdekking, als Gods kind  zijn  zwarte Morenziel leert kennen. De weg tot die blijdschap wordt ons getekend in de bekering van de kamerling. De weg tot die blijdschap wordt ons getekend in Psalm 116. Die Psalm begint met een klacht uit de diepte en hij eindigt met de blijdschap in Die God, Die Zijn volk volkomen zal zalig maken. Deze heerlijke blijdschap bezat ook de kamerling. Hij had de kwitantie bij zich, ondertekent met het bloed van Christus. Anders is de kwitantie ongeldig, vrienden. Zijn schuld was verzoend. Zijn ongerechtigheid voor eeuwig uitgedelgd. Het was een blijdschap in de beloften, die de Heere in de Beloofde aan al Zijn volk wil schenken en dat uit vrije genade alleen.
Ziet, daar zit hij op de reiswagen en leest verder uit de boekrol van Jesaja: Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Zijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond Zijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw Ontfermer.
Zijn Gods kinderen op weg naar de hemel dan altijd blij? In deze vraag ligt stof tot overdenking voor de volgende overdenking.