Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Jaïrus dochter gestorven
 
Jonge vrienden, hoeveel jongeren zijn er niet die aan huis gebonden zijn door invaliditeit? Denken jullie aan hen? Stel je voor dat jij het was, wat medeleven zou je erg op prijs stellen. Het kan geen kwaad om eens over je toekomst na te denken! Op een zaterdagmiddag was ik met ons gezin een paar boodschappen wezen doen. Onder het rijden ging het gesprek over de toekomst en de vakantie. Jongeren kunnen daar zo geheel in op gaan. Al luisterend stuurde ik de auto, onbewust, een weg in en stonden we stil voor een aula. Wat is dit, vroeg de een, waar zijn we vroeg een ander? Ik antwoordde: We zijn hier bij onze toekomst, want achter die heesterheg ligt het kerkhof. En daar gaan we allen naar toe. Het werd stil in de auto. We gunnen elkaar zo het leven en de gezondheid maar we moeten de dood niet trachten te vergeten. Vele ouders zitten nog met een bloedend hart terneer, omdat ze een geliefd pand hebben weg moeten dragen naar het graf, soms met de bange vrees in het hart: Waar zou mijn kind wezen, bij de Heere of….        Anderen dragen de troost mee in het hart, daar hun kind de Heere mocht vrezen en daar getuigenis van mocht afleggen, maar toch vlees kan vlees niet missen.
Jongens en meisjes, geniet van de rust die je nog krijgt in deze bange wereld. Vergeet echter de Heere niet, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde. Vergeet niet te sterven.
We lezen daarvan in Markus 5: 35, hoe het gaan kan. Een meisje van twaalf jaar opgebaard. Ons aller hart zal bij dit gezicht niet breken. Het was een gewoonte in het Oosten om klaagvrouwen te huren, die grote rouw bedreven en klaagliederen speelden. Ze sloegen zich op de borsten en weenden luid, vooral als het een kind betrof. Als wij een dode in huis hebben, heerst daar een grote stilte, maar in het Oosten was dat anders. Het huis des doods veranderde in een levendig klaaghuis. We lezen dat de Heere Jezus met drie discipelen en de vader het klaaghuis binnen treedt. Wat zal er niet zijn omgegaan in het hart van Jaïrus. Wat een aanblik, een lawaai. Zal er niet in zijn hart gesproken zijn: geloofd u nog? De Heere echter, die nooit laat varen het werk Zijner handen, sprak tot de rouwklagende vrouwen: "Wat maakt gij beroerte en wat weent gij? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt." Was dit meisje dan niet waarlijk gestorven? Het was wel overleden, maar niet zoals zij meenden. Dit kind was niet gestorven om begraven te worden en in het graf tot stof te vergaan als bezoldiging der zonde. Neen, dit kind was gestorven tot openbaring van de heerlijkheid Gods.
Daarom noemt Jezus deze kortstondige staat des doods maar een slaap. God zou aan Zijn eer komen. Doch zij lachten Jezus uit. Niet gestorven, zij vatten Zijn woord letterlijk op. Zij waren er van overtuigd dat het kind niet sliep, maar werkelijk gestorven was. Zij drijven de spot met Jezus woorden. Zou Jaïrus geloof door dit alles niet opnieuw zijn geschokt? De Heere Jezus komt echter tussen beide. Hij drijft ze allen uit. Al die rouwklagende vrouwen drijft Hij de deur uit.
Jongens en meisjes, wat een aangrijpend moment volgt er nu. Ziet, daar gaat de Heere met de vader en de moeder en de drie discipelen de kamer binnen, waar het gestorven meisje neerlag op haar doodsbed. Wat zullen de snaren getrild hebben in het vaderhart, toen_hij daarvoor het eerst zijn dierbaar kind zag neerliggen als een buit van de dood.
Beste vrienden, nog aangrijpender zou het zijn als je in dat kind je eigen beeld mocht zien. Het is een schrikkelijke waarheid, van nature liggen we neer in een dodelijke ongevoeligheid aangaande onze verloren toestand voor God; Zonder gevoel van onze zonde en schuld tegenover een heilig en rechtvaardige God. En dan, zonder behoefte aan verzoening en redding, zonder begeerte naar de Heere Jezus, de hemelse Geneesheer en Zaligmaker. Buiten Christus is toch niet alleen ons leven zo troosteloos, maar buiten Hem ook ons sterven zo troosteloos.
We moeten nog eens nadenken over de vraag: hoe kom ik aan het leven der genade.