Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Want dit woord geraakte tot de koning van Ninevé.              Jona 3: 6a.
 
Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd. Een korte, maar ernstige, prediking die Jona moest verkondigen, nadat hijzelf in een diepe weg door de Heere gewillig is gemaakt. Hoe hebben de inwoners die oordeelsaankondiging ontvangen? We lezen in Gods Woord, dat Jeremia de doodsklok moest luiden over het Verbondsvolk in Juda. De vijandschap vlamt zó op dat zij de profeet des Heeren op de mond slaan, ze werpen hem in de gevangenis, zijn stem willen ze niet meer horen. Hebben de heidenen uit Ninevé ook zo gehandeld? Hebben ze Jona de stad uitgeworpen? De Heere Jezus zegt: ze hebben zich op de prediking van Jona bekeerd. Want er staat in het boek Jona: de lieden van Ninevé geloofden aan God, en zij riepen een vasten uit en bekleedden zich met zakken, van hun grootste af tot hun kleinste toe. Rijk en arm, klein en groot verootmoedigt zich voor de God van Israël. De koning van Ninevé is het volk voorgegaan in die verootmoediging. Zelfs het vee krijgt geen water en voedsel. Mens en beest zijn met zakken bekleed. O, wat een ommekeer. De vrolijke stad is één groot klaaghuis geworden. Het vee loeit van brandende dorst naar de hemel. Het ganse volk, met zakken bedekt, roept tot God: wie weet, de Heere mocht Zich wenden en berouw hebben.
Een vraag: wat dunkt u van dat alles, wat in Ninevé is gebeurd? Misschien zijn we geneigd er uit de hoogte op neer te zien, zeggende: 't was toch alles maar een uitwendige bekering, een uitwendig geloven aan God. Het zou een genadevoorrecht zijn, wanneer we als vrucht van Goddelijk onderwijs des Geestes het onderscheid kennen tussen een uitwendig geloven aan God en het ware zaligmakende geloof, wat een vrije genadegift Gods is.
Het zou een genadevoorrecht zijn, wanneer wij bevindelijk het onderscheid kennen tussen een uitwendige bekering, gelijk hier in Ninevé, en de ware droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. En toch, in plaats van uit de hoogte neer te zien op dat alles wat te Ninevé is geschied, mogen we ons wel wenend op de borst slaan en uitroepen: wat is dat ver weg, zelfs het uitwendige beslag van Gods Woord. De Heere waarschuwt dan ook in het Evangelie dat de mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en zie, meer dan Jona is hier.
De tijden die wij beleven zijn donker en bang. De oordelen en het gerichte Gods zijn op de aarde. En dit is het oordeel in het oordeel, dat er geen verstaan en bukken is voor de hoge God.
 
Wat beschamen de Ninevieten ons: zij riepen tot God. In Ninevé stond het zondebedrijf stil, hier gaat alles zijn gang. O,als eens in ons land het zondebedrijf kwam stil te staan, dat er geen treinen meer rijden op Zondag, dat de stranden niet meer worden bezocht, geen kermissen meer worden gehouden, de sportvelden leeg, de bordelen, dansvloeren, bioscopen en de refo-cafés gesloten waren! De abortus klinieken worden gesloten, de verderfelijke lectuur en de kaartspelen werden verbrand. De T.V. studio's worden gesloten en Nederland zich buigt voor de God aller genade. Hoe vreemd zou het er in ons land uitzien. Hoe vreemd zouden zij zich gevoelen, die voort willen blijven leven zonder God in deze wereld. Maar hoe verblijd zouden Gods kinderen zijn, als het gevoelen van Nederland eens ging ontwaken! In dit gedeelte van Gods onfeilbaar Woord ligt de enige weg verklaard, waarin er verwachting geboren wordt, die nooit beschaamd. Al was het slechts een uitwendige verootmoediging voor Gods Aangezicht. Ninevé werd in deze weg bewaard voor het tijdelijke oordeel. En bovenal, wat in Ninevé uitwendig werd gevonden, zal inwendig door de Heilige Geest moeten worden geleerd, zal het wel met ons zijn voor de naderende eeuwigheid.
Letten we daartoe eens op het gedrag van de koning van Ninevé! Wat heeft hij leren doen? Hij staat op van zijn troon, legt zijn heerlijk overkleed af, bedekt zich met een zak en zit neder in de as. Dat is geen kleine zaak. De koning legt zijn ambt neer en erkent dat zijn regering het volk heeft gevoerd naar de afgrond. Hebben wij dit al inwendig geleerd? Zijn wij al, door het werk van de Heilige Geest, een onttroonde koning geworden? Belangrijke vraag. Want in de uitleving van onze zondeval zitten we allen op een ingebeelde troon. God van de troon en Adam er op. Wij willen als God zijn, zelf uitmaken wat goed en verkeerd is en handelen en wandelen naar het goeddunken van ons boze hart. Met de lippen stellen wij ons onder het gezag van Gods Woord, maar in de praktijk stellen we ons er boven. Wij nemen het zo nauw niet, oordelen dat het zo nauw niet kan en behoeft, al zegt de Heere, dat de poort eng is en de weg nauw, die ten leven leidt, zodat de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt.
Wij kozen in Adam een weg, die ons goed dacht. Maar de Heere zegt: dit is de weg, wandel in dezelve. We zoeken onze eigen gerechtigheid op te richten en achten het bloed van Christus onrein. De koning van Ninevé had zich op de troon bekleed met een heerlijk kleed. Dat is ons beeld. Ook wij willen niet worden ontkleed maar worden overkleed. We willen in een eigenwillige godsdienst alles doen, behalve ons vrome jasje voor God uittrekken. En ondertussen blijft "de koning" op z'n troon zitten in zijn overkleed, waar hij trots op is. Bent u reeds een onttroonde koning geworden? Is de waarheid als waarheid in uw ziel verklaard, dat er buiten het liggen in de eeuwige rampzaligheid geen vreselijker toestand is dan op eigen benen te staan? Ontdekkende genade, Goddelijk onderwijs, innerlijke verlichting des Geestes dat onttroont, ontvroomt, breekt en snijdt alles af tot op de fundamenten toe.
Dat geldt ook Gods kind, want die onttroonde koning van het eigen ik, zoekt altijd weer de troon des harten in te nemen. Wat gaat dat werk in tegen ons. Vlees en bloed wil zelf zorgen, zelf regeren over tijdelijke en geestelijke dingen. Genade werpt alles omver. De Heere blaast er in. Meent u veilig te zijn, wanneer u uw eigen zaligheid wilt uitwerken? U bedriegt u voor de ontzaggelijke eeuwigheid. Genade schenkt een vernederd, veroordeeld hart, dat in het stof geraakt. Onder God leert bukken en om de Heere verlegen wordt. Wat deed de koning van Ninevé afkomen van de troon, afleggen zijn heerlijk overkleed en in zak en as neerzitten in 't stof?
 
We lezen in vers 6: Dit woord geraakte tot de koning van Ninevé. Welk woord? Dit: Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd. En onder dat woord bukkende staat hij op, daalt hij af van zijn troon en zit neer in zak en as. Dat is wat geweest voor deze koning. Dat woord van Jona trekt zijn heerlijk overkleed uit en schenkt hem er een boetekleed voor in de plaats. Kijk, wat Ninevé's koning uitwendig heeft geleerd, zal inwendig door ons moeten worden gekend.
Wij willen vooruit maar moeten juist terug naar de plaats, waar wij uitgevallen zijn om daar in de weg van de ontdekkende genade te leren wie en wat wij in ons bondshoofd Adam geworden zijn. Wij willen klimmen maar genade drukt Gods uitverkorenen juist de diepte in om uit die diepte te roepen tot God. We willen er worden binnengezet maar Gods Woord zet ons er naar recht buiten. Wij willen wat zijn, maar ach we moeten in eigen oog worden, zoals God ons ziet. Zolang u nog enig goed in u bespeurt, u nog iets buiten Christus kan troosten, is het verloren.