Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

De rijke jongeling. Mattheüs 19: 16
 
Des Heeren vrees is rein, zij opent een fontein, van heil dat nooit vergaat. Van heil, dat nooit vergaat! Daar weet de wereld niet van. Alleen zij die de Heere vrezen weten daar van. Zij die de Heere vrezen! Dat zijn niet zij, die 's zondags tweemaal ter kerk gaan. Al behoort er dat ook toe. Dat zijn niet zij, die dagelijks in de Bijbel lezen. Dat zijn niet zij, die gaarne zingen, psalmen en geestelijke liederen. Want hoeveel zijn er dat wel niet, die dat alles doen, en in wie toch de vreze des Heeren niet wordt gevonden. Er zijn er wel, die dit hun leven lang hebben gedaan, en voor wie toch niet geopend is "de fontein van heil, dat nooit vergaat."
Een Bijbels voorbeeld vinden we in de geschiedenis van de rijke jongeling, of kunnen we beter spreken van de arme jongeling? Je kunt dat lezen in Mattheüs 19 vanaf vers 16. Hij kwam met de vraag tot de Heere Jezus: Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? Van deze jongeman, hij kan tussen de twintig en dertig jaar oud geweest zijn, weten wij verschillende zaken. Allereerst dat hij een vermogende man is geweest, want hij had vele goederen. Hij ging zich niet te buiten met zijn rijkdom om het er eens goed van te nemen. Hij had als jongeling een voorbeeldige levenswandel. Van kindsbeen af een onberispelijk leven geleid. Er was geen vuile vinger op hem te zetten. Door wie dan ook. Niemand zou in staat zijn geweest iets tot zijn oneer te zeggen. Wanneer de Heere hem wijst op de geboden van de Wet, kan hij eerlijk spreken: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af, wat ontbreekt mij nog? Dit is niet weinig wat hij hier zegt, want voor hem staat de Hartenkenner bij uitstek.
Jongens en meisjes, het zijn deugdzame jongeren, bij wie het inwonende kwaad niet naar buiten is gekomen, bij wie het in het hart verborgen is gebleven. Was ons arme Nederland er maar vol mee, met zulke jongeren. Ik weet wel: een deugdzaam leven brengt hen niet in de hemel, maar een leven van blinkende deugd is toch beter dan een leven van stinkende zonde. Ik lees nergens in de Bijbel dat iemand om zijn zonden geprezen wordt. Zullen wij dan zondigen opdat de genade des te meerder wordt? Dat zij verre.
Verder valt op dat deze brave rijke jongeling niet verzekerd was van zijn zaligheid. Daar liep hij nogal over te tobben. Met al zijn rijkdom zag hij voor ogen geen toekomst te hebben. Hij had geen zekerheid aangaande zijn eeuwige staat. Gelijk er zovelen zijn, ook onder de jongeren, maar die daar niet over lopen te tobben. Ze zien het wel hoe alles gaan zal in de toekomst, daar kunnen ze nu nog niet over in zitten. Er leven ontzettend veel jongeren, die er zich maar weinig het hoofd over breken, hoe het met hen in de eeuwigheid gaan zal. Ze maken zich het leven niet moeilijk met veel denken over hun eeuwig wel of eeuwig wee. Zo was het met deze rijke jongeling niet. Hij had geen rust, ondanks zijn vele bezittingen. Hoe meer hij nadacht over de eeuwigheid hoe onrustiger hij werd. Daarom komt hij met de vraag tot de Heere: Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leve beërve? Uit deze vraag blijkt dat deze jongeling geestelijk op het doolpad was. Hij meende nog door de goede werken het eeuwige leven te kunnen verdienen. Wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven beërve? Hij had al veel goeds gedaan in zijn leven, maar nog bezat hij voor zichzelf de zekerheid niet. Hij gevoelde dat er nog iets ontbrak aan de grond van zijn zalige hoop. Maar wat er aan ontbrak, dat kon hem maar niet goed duidelijk worden.
De Leraar der gerechtigheid zal hem gaan onderwijzen wat hij mist en wat hij moet leren kennen. Hij gaf hem ten antwoord: om tot de zekerheid van zijn eeuwige staat te kunnen geraken, moet hij deel aan de Heere Jezus hebben. Dat men geen deel aan Christus kan hebben, wanneer men niet bereid is alles voor Hem te verliezen. In Zijn antwoord snijdt de Heere hem af van zijn wettisch leven en van al zijn rijkdom die hij als een gave van God had ontvangen. De Heere Jezus wijst hem op de noodzakelijkheid te worden afgesneden van alle valse gronden die de mens heeft buiten Christus. Hij wijst naar Zichzelf heen als de ware grond. Op Zijn fundament gelegd in Zijn Borgtochtelijk werk op Golgotha.
Ook vandaag komen we hen tegen die van hun wettisch leven een grond maken voor de eeuwigheid. Jongeren die een grond maken van hun geloofsactivisme en hun getuigen en spreken, op allerlei bijeenkomsten waar de naam van de Heere Jezus misbruikt wordt als een vlag die een verderfelijke lading moet dekken. Hun geloof, hun daden en werken staan centraal. De rijke jongeling stelde zichzelf ook centraal met zijn goede werken en zijn geloof. Maar hij kwam er voor eeuwig mee om.
Ontdekkende les voor jong en oud.