Home

Kennismaking

Memoires

Bijbelstudies

Schriftoverdenkingen voor de jeugd

Div. artikelen

Links

Contact

Uw muren zijn steeds vóór Mij.                                      Jesaja 49: 16b.
 
Deze tekstwoorden volgen direct op de woorden: Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd. Ze worden er als in één adem mee genoemd. Dus een bewijs dat ze innerlijk aan elkaar verbonden zijn. De kanttekeningen geven er een geestelijke verklaring voor. In deze meditatie willen we daarvan uitgaan. Velen zijn het met de uitleg van onze gereformeerde vaderen niet eens. Ze verwijten hen al te gemakkelijk het Oudtestamentische Israël te vergeestelijken met Gods volk onder het Nieuwe Verbond. De leiding die de Heere gehouden heeft met Israël mag in hun ogen niet vergeestelijkt worden. We voelen ons toch meer thuis bij de leer en zienswijze van onze vaderen dan met het verlichte christendom van onze tijd. Gebruik maar veel de Statenvertaling met de kanttekeningen. Een zuiverder leer is niet denkbaar. Waren deze mensen dan zonder fouten en gebreken? Nee, ook zij zullen hun éénzijdigheden hebben gehad. Maar toch waren ze veelzijdig in hun denken aangaande de Drie-enige God. Zij kenden de verborgen omgang met de Heere. Zij wisten zich, op goede rechtsgronden, in Christus met God verzoend. En hielden dat de gemeenten waar God ze over gesteld had voor. Het waren godvruchtige mannen vervuld met de Heiligen Geest.
We gaan naar onze tekst. Wat betekenen deze woorden? Wel, de Israëlieten hebben gehoord dat hun stad Jeruzalem in puin ligt. Vijandige soldaten hebben de muren van de stad verwoest en afgebroken. De profeet Jesaja krijgt van God de opdracht om het volk bekend te maken dat er een plan is dat de stadsmuur weer zal worden herbouwd. Zelfs de tekening van de stad en de nieuwe Tempel had de hemelse Kunstenaar en Bouwmeester Zelf ontworpen. Het plan van God om de verwoeste stad Jeruzalem te herbouwen. En van dit plan zou in de uitvoering hiervan in geen enkel opzicht worden afgeweken. Want wat God besloten heeft dat gebeurt. Hij ziet de muren van de verwoeste Godsstad reeds opgericht en Hij waakt er over met de tederheid van Zijn liefderijk hart. Wat een troostvolle gedachte, dat al Gods werk wordt uitgevoerd naar een vast bestek. In de stilte der eeuwigheid heeft Hij het ontworpen. We zingen het berijmd zo graag:
Ik weet hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen; Naar Uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen.
Uw muren zijn steeds vóór Mij.
De kanttekening schrijft hierbij: wat de Heere bedoelt te zeggen: alzo zal Ik het geestelijke Jeruzalem, Mijn kerk, die nu klein is, ja schier vervallen, weder opbouwen en beschermen.
Heel eenvoudig gezegd: ons leven en onze toekomst ligt vast in Gods handen. Wat een liefde Gods die alle verstand te boven gaat. Kunt u het volgen? De Heere heeft de Zijnen niet slechts van eeuwigheid gekend en uitverkoren, maar ook besloten dat zij gelijkvormig zouden zijn aan het beeld van Christus. Tot dat heerlijke doel leidt Hij Zijn Kerk.
In de stilte der eeuwigheid zag de Heere Zijn volk voor Zich liggen, gebonden in de banden van de zonde, aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen. Maar Hij zou ze gelijk maken aan Hem Die zit aan de rechterhand van Zijn God en Vader in al Zijn heerlijkheid. God lovende, en bekleed met alle macht in hemel en op aarde, zo zullen ook eenmaal al Zijn kinderen in heerlijkheid opgenomen worden.
Uw muren zijn steeds vóór Mij.
Het klagende Sion in Babel zag alleen maar een grote puinhoop. God ziet Jeruzalem echter reeds voor Zich in haar schoonheid. Sion zag alleen maar verwoesting. God zag reeds de voltooiing. Uit de puinhopen van de verwoestte stad haalt God Zijn uitverkorenen. En Zijn volk deelt in Zijn bijzondere zorg. In onze blindheid en in ons ongeloof menen wij wel eens dat de muren van Gods kerk zullen worden afgebroken en vragen we ons af: Heere, wat zal er van Jakob staande blijven. Dat geldt toch wel in het bijzonder vandaag de dag. Er is in onze dagen een storm opgestoken, die Gods kerk op haar grondvesten doet schudden. Een antichristelijke geest gaat uit in deze wereld, die al zijn krachten inspant om het fundament van het christelijke geloof onder de voeten weg te graven. En was Gods kerk nu maar een groene boom, zij zou gemakkelijk de stormen kunnen weerstaan en doorstaan. Maar we moeten het eerlijk belijden dat het een dorre en stervende boom gelijk is, veel takken worden afgerukt en de boom loopt gevaar ontworteld te worden. De zorgeloosheid is zo groot en velen zijn er blind voor. Een geest van diepe slaap schijnt over de christelijke Kerk te zijn gevallen, waardoor Gods kind wel eens benauwd wordt. Zullen de "dijken" bezwijken zonder dat men er erg in heeft en zal straks de vloedgolf van ongeloof en wereldgelijkvormigheid alles meesleuren in de afgrond? Neen!
Uw muren zijn steeds vóór Mij.
De Heere maakt Zijn werk af. Hij is de grote Bouwmeester, die het alles maakt naar Zijn welbehagen. In Christus bemint Hij Zijn volk met een eeuwige liefde. Zijn muren beschermen de Kerk. Anders gezegd: Zijn machtig arm beschermt de vromen. Hij omringt hen met Zijn genade, hulp en trouw. Zijn muren beschermen de Kerk tegen de aanvallen van de vorst der duisternis, tegen ongeloof, wereld en eigen verdorven vlees.
Zijn verkiezende liefde komt hier zo in openbaar. Ons hart is zo'n open vesting, waar alle goddeloze vijanden naar binnen stappen en het hart vervullen met zedeloosheid. Onze eigen muren zijn door de val in Adam omverworpen. En dat moet beleefd worden. Al mijn eigengerechtigheden zijn gruis en vuilnis. Ze hebben geen enkele waarde voor de Heere. Alléén het offer van Christus. Hij moest aan Gods recht voldoen en de schuld betalen. Hij heeft alles gedaan om voor Zijn Kerk een muur te zijn.
Uw muren zijn steeds vóór Mij.
Dit is een troostwoord voor de kerk Gods in de banden van verdrukking en tegenspoed. Asaf moest belijden de weg des Heeren niet te begrijpen. De goddeloze had geen tegenspoed. Maar Asaf vond zijn bestraffing alle morgen. Totdat hij in Gods heiligdommen inging en op hun einde merkte. Zijn geloofsoog werd geopend voor de muur rondom hem. Door de tegenspoeden moest hij leren af te zien van zichzelf en op te zien tot Hem, de Overste en Voleinder des geloofs.
Hoe zwaarder de weg is, die Gods volk moet gaan, des te meer de Heere hen leidt naar Zijn welbehagen, in de troostvolle belofte: Uw muren zijn steeds vóór Mij.
Zo zal de Heere alléén aan Zijn eer komen. Door Zijn eigen werk. Wat nodig het ontdekkende licht van Zijn lieve Geest om niets buiten Hem te kunnen. Om te sterven aan alle begeerlijkheden van Babel en te verlangen naar het Sion hierboven.
Er is veel in het leven wat we niet begrijpen kunnen. Maar dat hoeft ook niet. Een baby begrijpt niets van al wat om hem heen gebeurt. Een peuter vertrouwt in alles op z'n ouders. Zij kunnen zichzelf niet in leven houden. Door genade leert de Heere Zijn volk om op Hem alléén te vertrouwen.
Dit mag Gods Kerk door het zaligmakende geloof weten, dat alles wat we doormaken op aarde, uit Gods hand komt en dat Hij alle dingen doet meewerken ten goede voor degenen die naar Zijn eeuwig voornemen geroepen zijn. Zij mogen met het geestelijk Israël weten dat in ballingschap moest verkeren, dat het gehele bestek van hun in- en uitwendige leven in Gods handpalmen staat gegraveerd en dat hun muren steeds vóór Hem zijn.
De muren rondom de Godsstad Jeruzalem zijn verankerd in het borgwerk van Christus. In Christus heeft de Heere Zijn volk lief met een eeuwige liefde. Zeker, hier zijn er vervolgingen en veel aanvallen op het levende Kind. De kerkgeschiedenis leert ons dat de hel de gemeente van Christus niet heeft kunnen overweldigen. Neen, want de roeping en de verkiezing Gods zijn vast. De Heere kent degenen die de Zijnen zijn.
Uw muren zijn steeds vóór Mij.
Het is Gods volk tot droefheid dat het geestelijke Sion zo in puin ligt. Verscheurdheid en verdeeldheid zijn aan de orde van de dag. Het lijkt wel of er geen twee meer in éénsgezindheid met elkaar kunnen optrekken. Wat een nijd en haat onder elkaar, ook in de kerk. De oorzaak: het oordeel begint bij het huis Gods. De Heere heeft een twist met Zijn Kerk. Dat was de reden dat Israël werd weggevoerd naar Babel. O'Als de Heere dat volk niet had uitverkoren uit al de volkeren, ze zouden voor eeuwig zijn omgekomen in Babel. De geest van Christus ontdekt Zijn volk in aanvang en voortgang dat het zo niet goed is. Dan blijft er enkel schuld over met daarbij de smeekbede: verzoen de zware schuld, die ons met schrik vervult, bewijs ons eens genade.
Voor hen die bevindelijk weten dat Jezus op Golgotha Zijn bloed heeft gestort voor al hun zonden, zijn onze tekstwoorden tot steun en troost. Welke troost? Dat het enkele Godswerk is en waar Hij begint te bouwen daar maakt Hij het ook af. In Christus breidt Hij Zijn armen tot u uit, opdat u aan het einde van al uw eigen werk rust zou vinden in Zijn volbrachte Middelaarswerk.
Dit werk is door Gods alvermogen,
Door 's HEEREN hand alleen geschied:
Het is een wonder in onz' ogen;
Wij zien het, maar doorgronden 't niet.